K. H. E. de Jong (1872 – 1960) stelde Spinoza voor als pansubstantialist

0
341


K. H. E. de Jong komt, terecht denk ik, niet voor in het
boek over de Spinoza-receptie van Henri Krop. Maar in dit Spinoza-blog mag hij
toch een plaatsje krijgen. Hij was in 1900 te Leiden cumlaude gepromoveerd in de klassieke talen. Hij ging privaatles geven en werd in 1910 in Leiden toegelaten als privaatdocent in ‘De wijsbegeerte in de Romeinse keizertijd’, hetgeen hij tot 1958 bleef; in 1940 kwam daar een privaatdocentschap in de parapsychologie bij. Z'n hoofdwerk was Das antike Mysterienwesen (1909, 2e dr. 1919) 

Tijdens de jaarvergadering in Rijnsburg van de
Vereniging Het Spinozahuis in 1937 hield hij de rede over “Spinoza en de Stoa”,
uitgegeven onder die titel als 5
e in de reeks Mededeelingen van wege het Spinozahuis [Brill, Leiden, 1939 – books.google – aanvulling 2016-10-3: blijkt door iemand als PDF op internet gebracht].
Datzelfde jaar 1937 was van hem verschenen
De
Stoa. Een wereld-philosophie
en nu was hij kennelijk gevraagd om dat thema
toe te passen op Spinoza.


Verder is van Karel Hendrik Eduard de Jong geen publicatie
meer over Spinoza bekend [zie op
DBNL een overzicht daarvan). Als je sommige titels ziet –
hieronder neem ik enige covers op – kun je vermoeden dat zijn belangstelling
elders lag en niet zozeer bij Spinoza en het Spinozisme.


Wel was hij ooit bestuurslid van de Vereniging
Het Spinozahuis en verzorgde hij – vanuit die positie neem ik aan – voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse
Letterkunde
van 1959 het levensbericht over Willem Gerard van der Tak (3
februari 1885 – 's-Gravenhage – 19 maart 1958) die zo lange tijd secretaris van
de VHS was geweest [cf.
DBNL].