Lopend langs het strand vindt je met een beetje geluk een
zeeschuimpje en anders vindt de hond hem wel! Even er aan snuffelen maar met
zoveel openheid en een ruisende waterplas en wegvliegende meeuwen is dat rare
ding toch niet interessant genoeg om het in de bek te pakken.
Zeeschuim is een
platte inwendige schelp die in het lichaam zit van de gewone zeekat (Sepia
officinalis). Wanneer de zeekat doodgaat en zijn weke lichaamsdelen zijn
vergaan, spoelt dit rugpantser vaak aan op het strand. De zeekat valt dan ook onder
de orde van weekdieren die behoort tot de inktvissen en heeft daarom geen
botten. Deze interne schelp wordt ook wel de ossa sepia genoemd. Deze bestaat
uit het mineraal aragoniet. Voor wie wel eens in een dierenwinkel komt zal die daar
ook bij de vogelbenodigdheden zien liggen. Goed voor de kanarie en parkieten om
hun snaveltjes op scherp te houden. Het mineraal dat in de poreuze schelp zit hebben
de vogels nodig bij het leggen van eieren en voor hun bloedsomloop.
De rugzijde
van de schelp is hard met een korrelig oppervlak, de buikzijde zacht en
kalkachtig. Ook de meeuwen weten er wel raad mee en pikken er regelmatig in en
laten duidelijke snavelafdrukken achter. Het platte afgeronde einde is de
kopzijde. Het scherpe stekelpuntje aan het achtereind is vaak afgebroken maar
bij dit exemplaar zit die stekel er nog aan.
Bij door midden gebroken schelpen
kun je zien dat dit kalkachtige deel door tussenschotjes in kamertjes is
verdeeld. Bij het levende dier zijn de kamertjes gevuld met water of met stikstof.
Deze schelp geeft niet alleen stevigheid aan het weke lichaam maar de zeekat kan deze "zwemblaas"
ook de verhouding zo regelen dat hij loodrecht met de kop naar beneden in het
water kan zweven. De zeekat heeft een kort, breed lichaam met acht korte armen
en twee veel langere tentakels. Deze twee langere vangtentakels, is alleen te
zien als de zeekat een prooi grijpt. De prooi wordt doorgebeten door middel van
een snavelvormige bek, die tussen de armen ligt. Zeekatten zijn echte
nachtdieren, die 's nachts jagen. De zeekat vangt zijn voedsel op een zeer
speciale manier. Hij zwemt langzaam over de zeebodem, terwijl hij
waterstraaltjes met zijn sipho blaast over het zand, met de bedoeling om
prooidieren als krabbetjes, garnaaltjes en jonge vis op te schrikken. De
opgeschrokken prooidieren worden met de vangarmen bliksemsnel gegrepen
vooraleer ze zich opnieuw kunnen ingraven in de zeebodem. Ze worden dan
vervolgens naar de snavelachtige bek gebracht. Tevens gebruikt zijn sipho voor
de voortbeweging: het water wordt opgezogen in de mantelholte en met een
krachtige straal naar buiten gespoten. Vooral in noodgevallen komt dat goed van
pas. Zeekatten hebben een aantal natuurlijke vijanden zoals dolfijnen, roggen,
haaien en andere roofvissen De zeekat heeft pigmentcellen in zijn huid zitten,
waarmee hij van kleur kan veranderen en zijn uiterlijk aan de omgeving kan
aanpassen. Meestal gaan ze daardoor goed op in de achtergrond, maar bij
opwindende activiteiten zoals tijdens de paring verschieten ze snel van kleur. In
het voorjaar trekken zeekatten massaal naar hun geboortegrond om daar naar een
partner voor de paring te zoeken. Bij het mannetje is de vierde arm aan de
rechterkant omgebouwd om het sperma in de mantelholte van het vrouwtje te
brengen. Dat sperma zit in een zakje, dat pas opengaat als het tijdens een
innige omarming is ingebracht bij het vrouwtje. Het paar blijft samen, terwijl
het vrouwtje de eieren afzet. Dit kan wel een volle dag duren. Die zitten elk
in een taai zwart kapsel, dat op een bes lijkt en met een steeltje aan wieren,
zeegras, maar ook aan stokken, takken en oude visnetten wordt vastgemaakt. Door de inkt zijn de eitjes zwart. Het
kan voorkomen dat de laatste eitjes wit zijn, omdat de inkt opraakt. Na het
afzetten van de 200 tot 300 eieren trekt het mannetje terug naar warmere
wateren. Onder normale omstandigheden worden mannetjes niet ouder dan 2 tot 3
jaar. De vrouwelijke zeekat sterft meestal vrij kort na de eiafzetting. Het
duurt dan nog ongeveer acht weken voordat de jongen uit de eieren komen. Deze
jongen zijn dan ongeveer 1 cm groot, maar al een exacte kopie van hun ouders en
ze kunnen dus ook al inkt spuiten en van kleur veranderen. Het eerste wat de
jongen doen als ze uit het ei komen, is een beschut plekje in het zand zoeken
om zich in te graven. De jongen blijven nog enige tijd in de buurt van hun
geboortegrond, totdat ze wat groter zijn. Dan vertrekken ze naar de open zee om
verder op te groeien. Zeekatten leven vooral in de ondiepe zee, ofschoon bekend
is dat ze tot een diepte van 600 m voorkomen.
De gewone zeekat is een veel voorkomend
dier aan de Nederlandse en Belgische kust, vooral in de open wateren als
Noordzee en Oosterschelde. Verder leven ze langs de kusten van Oost- en Zuid-Azië,
West-Europa en de Middellandse Zee, als ook de kusten van Afrika en Australië.
Het is een eetbare soort, die vooral in de streken rond de Atlantische Oceaan
en de Middellandse Zee wordt en massaal op gevist en gegeten. In Zeeland
blijven bij eb wel eens zeekatten in strandplasjes achter. Helaas hebben we
geen levende zeekat gevonden. Ook is het jammer dat ze in een aquarium maar
kort blijven leven. Daardoor kun je zelden iets van hun interessante gedrag
zien. Dan maar naar onze "zeehonden" kijken, die stoeien toch wel in de zee met of zonder zeekat.