Het pas uitgekomen jonge Kievit (Vanellus vanellus) weet niet hoe vlug hoe die zich op de grond moet drukken als die een groot gestalte op zich af ziet komen. Zijn jonge donspakje is nog niet helemaal droog.
Boven mij vliegt een van de ouders met de kenmerkende brede vleugels en de relatief langzame, flappende acrobatische capriolen in de lucht. Hij laat met zijn alarmroep en duikvluchten duidelijk merken dat ik niet welkom ben. De Kievit is een bekende weidevogel in Europa. Oorspronkelijk broedden Kieviten op grassteppen in gematigd Europa en Azië. De mens is deze gebieden steeds meer gaan gebruiken voor het houden van vee en het verbouwen van gewassen. De Kievit is één van de weinig soorten die zich goed kon aanpassen aan de veranderde omgeving. Tegenwoordig broedt de kievit in allerlei grote open terreinen langs de kust en in het binnenland, meestal op (maïs)akkers, weilanden en graslanden. De status van de kievit is op dit moment nog niet bedreigd. Sinds 1980 is er een afname van een paar procent per jaar, zoals blijkt uit onderzoek van o.a. Sovon. In 2000 werden 200.000 tot 300.000 broedparen vastgesteld. Zelfs voor deze soort wordt de steeds intensievere landbouw, de lage waterstand, predatie en verstedelijking hem een beetje teveel. Je zou het haast niet zeggen maar deze vogels hebben zich minstens 150 miljoen jaar geleden ontwikkeld uit reptielen. Men onderscheidt momenteel ongeveer 8600 verschillende soorten vogels. Vroeger zijn er nog veel meer vogels geweest, maar een groot aantal is uitgestorven, of door natuurlijke oorzaken, of door de mens uitgeroeid. De restanten van de oudste bekende vogel werden in 1861 gevonden in een kalksteengroeve in Beieren. Een tweede skelet ontdekte men in 1877. Bijna een eeuw later, in 1956 kwam een derde te voorschijn. Opmerkelijk was, dat alle binnen een afstand van circa 15 km uit elkaar lagen. Men neemt aan dat de drie skeletten tot dezelfde soorten behoren, namelijk Archaeopteryx lithographica, kortweg Archaeopteryx genoemd. Ongeveer 150 miljoen jaar geleden moet dit dier daar geleefd hebben. De vogel was ongeveer zo groot als een ekster, maar had tevens ook nog de duidelijke kenmerken van zijn voorvaders, de reptielen. Hij had twintig verlengde staartwervels, drie scherpe klauwen aan elke vleugel en tanden in de snavel. Niettemin was het een vogel, want hij had een goed ontwikkeld vorkbeen, was bedekt met veren, kon vliegen – hoewel niet zo goed als de moderne vogels – en had vier tenen aan elke poot : drie naar voren en een naar achteren. Zo'n jonge Kievit ziet er teer uit maar heeft al veel noeste arbeid verricht. Als een jonge vogel op het punt staat geboren te worden, wacht hem een moeilijke opgave: hoe komt ik uit het ei? Gelukkig biedt de natuur hier de helpende hand. Het jong beschikt namelijk over uitbreekgereedschap in de vorm van een minuscuul beiteltje, een hoornachtig knobbeltje op de punt van de bovensnavel. Dat is de ‘eitand’ waarmee een reeks gaatjes in de schaal wordt geboord, tot er een ring ontstaat, die later een scheur wordt. Zo vormt zich een los kapje. Dan komt de laatste krachtinspanning: het jong duwt na een paar pogingen en wijkt het kapje voor de vrijheid. Na een paar dagen valt de eitand af. Zo'n eitand komt ook voor bij reptielen; vooral schildpadden, slangen en sommige hagedissen kennen deze extra en meestal tijdelijke tand. Het hoeft niet perse een in de kaak gegroeide tand te zijn, bij schildpadden betreft het meer een verstevigde schub in plaats van een tand, maar de functie is hetzelfde. Veel eierschalen zijn namelijk niet alleen hard zoals bij een kip, maar ook taai, waardoor kracht alleen (jonge dieren zijn uiteraard niet zo sterk) niet genoeg is; zonder dit "breekijzer" komen veel jongen het ei niet eens uit. Ik besluit om verder te gaan en achterom kijkend zie ik het jong met nog drie andere jonge Kieviten samen scholen en met een beetje (veel) fantasie lijken ze op een kleine kudde van hun verre voorouders de Dino's die vroeger over "onze" planeet rondrende.