Eén ding weet ik zeker: Johann Sebastian Bach (1685 – 1750), de Duitse organist, componist, klavecinist, violist, muziekpedagoog en dirigent van barokmuziek (om het hele rijtje van wikipedia over te nemen), had zijn talenten van de God van Spinoza. Dat hijzelf zich wendde tot de antropomorfe christelijke God doet er in mijn ogen dan minder toe.
Of hij ooit van Spinoza heeft gehoord? Ik denk het niet. En het doet er niet toe. Bach was Lutheraan en zijn muziek geldt als het hoogtepunt van Lutheraanse kerkmuziek en als “muzikale uitdrukking van de Reformatie”. Naar Bachs mening had muziek twee wezenlijke doelen: muziek behoort “tot Gods eer en tot ontspanning van het gemoed” te zijn, schreef hij (nogmaals volgens wiki). Ik beschouw zijn muziek als eveneens het hoogtepunt van ook de spinozistische kerk. Spinoza ging wel eens met z’n huisbaas mee naar de Lutherse kerk, maar heeft Bachs muziek nooit kunnen horen, want die moest nog geboren worden; ook weet ik niet of die kerk al een orgel bezat en hij orgelspel heeft kunnen beluisteren. Waarschijnlijk niet want in de zestiende en zeventiende eeuw werd in Nederland het kerkorgel nog niet tijdens kerkdiensten gebruikt, alleen voor concerten.