Het Aspergehaantje (Crioceris asparagi) wordt ongeveer 6 millimeter lang en heeft een kleurrijk uiterlijk; de dekschilden zijn blauwzwart met een rode rand, aan iedere zijde van de dekschilden zit een rij witte, bijna vierkante vlekken. Het borststuk is rood en de kop, poten en tasters blauwzwart, de tasters hebben een fluweelachtige beharing. Het voorkomen van dit kevertje komt aardig overeen met de gebieden waar het witte goud in Nederland geteeld wordt. Hij overwintert onder de grond, tussen de aspergestoppels of in de holle aspergestompen. Vanaf eind april komt hij tevoorschijn en kan hij schade aanbrengen aan het gewas door de opperhuid te beschadigen. Vanaf begin mei zet hij eitjes af op de stengels en het aspergeloof. Na een week verschijnen de olijfgroene larven die aan het aspergeloof en aan de zachte scheuten vreten. De kevers ontwikkelen twee generaties per groeiseizoen. De tweede generatie verschijnt in augustus/september. De aspergebedden worden dan ook hiervoor met bestrijdingsmiddelen (pesticiden) bespoten. Tegenwoordig is het ook mogelijk om het Aspergehaantje op biologische wijze te bestrijden met een sluipwesp (Tetrastichus coeruleus). Deze sluipwesp valt niet de volwassen kever aan. Maar als de wesp op de aspergeplant een eitje van een paar dagen oud tegenkomt, prikt hij daarin een gaatje met haar legboor, klutst het eitje en zuigt het leeg totdat het in elkaar klapt. Daarnaast gebruikt de wesp oudere kevereitjes om daarin haar eigen eitjes te leggen. Uiteindelijk zijn de wespenlarven zo groot dat de keverlarf in het ei het leven laat. In het voorjaar kruipen daar een aantal sluipwespen uit. Gelukkig ontspringen er altijd wel een aantal de dodendans zodat we ons kunnen blijven verbazen over de schoonheid van een kleine dappere asperge clown.