Spinoza’s samenvatting van zijn Ethica

0
430

In het verlengde van het vorige
blog, vind ik het wel nuttig om hier de slottekst te geven van het
vierde deel van de Ethica [hoofdstuk 32 van de Appendix van deel IV]
die volgens mij te zien is als Spinoza's eigen samenvatting van zijn
Ethica.
Als iemand u vraagt: "waar gaat het Spinoza om?" dan leest u de volgende tekst voor:

"Het menselijk vermogen
echter is zeer beperkt en wordt door de macht van externe oorzaken
oneindig overtroffen; wij hebben dan ook geen absolute macht om de
dingen buiten ons voor ons nut geschikt te maken. Toch zullen we de
dingen die ons overkomen en die indruisen tegen wat ons nuttig
voorkomt met gelijkmoedigheid dragen, indien we namelijk inzien dat
we onze plicht (officium) hebben gedaan, dat ons vermogen niet zover
reikte dat we ze hadden kunnen voorkomen, en dat we [immers slechts]
een deel van de hele natuur zijn, waarvan we de orde volgen. Als
we dat helder en onderscheiden begrijpen, zal het deel dat als ons
begrip wordt bepaald, dat is: ons beste deel, er volkomen vrede
(acquiescentia) mee hebben en trachten die vrede vast te houden.
Want
naar de mate waarin we begrijpen kunnen we alleen verlangen naar
hetgeen noodzakelijk is en kunnen we alleen vrede hebben met wat waar
is; en naarmate we deze dingen juist begrijpen, in die mate zal het
streven van ons beste deel overeenkomen met de orde van de hele
natuur.
" [4/App.Cap.32]

4, app, cap 32 – Sed humana
potentia admodum limitata est et a potentia causarum externarum
infinite superatur atque adeo potestatem absolutam non habemus res
quae extra nos sunt, ad nostrum usum aptandi. Attamen ea quae nobis
eveniunt contra id quod nostrae utilitatis ratio postulat aequo animo
feremus si conscii simus nos functos nostro officio fuisse et
potentiam quam habemus non potuisse se eo usque extendere ut eadem
vitare possemus nosque partem totius naturae esse cujus ordinem
sequimur. Quod si clare et distincte intelligamus, pars illa nostri
quae intelligentia definitur hoc est pars melior nostri, in eo plane
acquiescet et in ea acquiescentia perseverare conabitur. Nam quatenus
intelligimus nihil appetere nisi id quod necessarium est nec absolute
nisi in veris acquiescere possumus adeoque quatenus haec recte
intelligimus eatenus conatus melioris partis nostri cum ordine totius
naturae convenit.