Via een tweet van 16 augustus van ene James Iacobus (die ontzettend veel tweets en retweets de wereld in stuurt), een tweet die weer werd opgepakt door Aviva Dierckx die elke zondag haar verzameling #Spinoza Now publiceert, heb ik het artikel “The Hentheism of Spinoza” uit 1932 van Frederick Kettner (over wie ik een blog had), dat ik wel eerder langs had zien komen, voor het eerst gelezen.
Ook al heb ik het in het algemeen niet zo op etiketplakkerij op Spinoza: dit stuk vond ik wel aardig. Het was voor het eerst dat ik deze typering, hentheïsme, tegenkwam [hentheïsme, niet henotheïsme, waarmee wordt aangeduid: het geloof in, en de mogelijke verering van, meerdere goden, waarvan één god een prominente rol vervult].
De term hentheïsme is bedoeld als het tegenovergestelde van pantheïsme – ontleend aan het Griekse hen kai pan (een en al). Dat gezegde werd bekend van de 18e eeuwse Duitse Spinozisme-strijd of Pantheismusstreit, daar Lessing die woorden gebruikt zou hebben in een gesprek met Jacobi om er Spinoza’s filosofie mee aan te duiden. Die uitdrukking komt echter bij Spinoza niet voor, maar stamt uit de Parmenides van Plato, zoals ik in een recent blog liet zien.
Ik vind het stuk van Frederick Kettner aardig 'Spinozaistically' (een typering van hem). Hij benadrukt het grote belang van het goed begrijpen van de attributen. Ik vind dat hij heel aardig vanuit Spinoza’s beschouwingen zelf, kan waarmaken dat Spinoza eerder een henteïsme dan een pantheïsme zou hebben voorgestaan.
Het stuk verscheen in het blad van The Spinoza Institute of America, The Spinoza Quarterly, 2, No. 2 -Tercentenary Issue – November, 1932, pp. 34-43. Ik neem het hier graag over.