Spinoza’s gebruik van ‘openbaring’

0
367

Het volgende stukje tekst uit, jawel, een Gereformeerd Dogmatiek-handboek neem ik hier over, mede met het oog op de Maatrichtse Spinoza Kring i.o. waarin al meerdere malen over dit onderwerp werd gesproken: over de manier namelijk waarop je moet verstaan hoe Spinoza van ‘openbaring’ spreekt. Wellicht hebben ook andere bezoekers van dit weblog hier iets aan.

De gezaghebbende Herman Bavinck gaf in zijn “Gereformeerde Dogmatiek I [Kampen, J.H. Bos, 1895] een m.i. voortreffelijke zeer bondige samenvatting die ik hier graag overneem.

D. De bijzondere openbaring en het Naturalisme.

9. De principieele bestrijding van de openbaring nam eerst een aanvang in de nieuwere philosophie. Spinoza behoudt het woord openbaring nog wel en acht ze zelfs noodzakelijk, Tract. theol.-polit. cap. 15, 27, maar hij verstaat daaronder niets anders, dan dat de eenvoudigen de ware religie, het woord Gods, niet door het licht der rede kunnen vinden, maar op gezag moeten aannemen, ib. cap. 15, 44. cap. 4, 22-37. Overigens erkent Spinoza geen openbaring in eigenlijken zin; alle decreta Dei zijn aeternae veritates en met de leges naturae identisch, ib. cap. 4, 37; 3, 8; 6, 9, etc.; profetie en wonder werden aan eene scherpe kritiek onderworpen en op natuurlijke wijze verklaard, ib. cap. 1-6. Deze kritiek werd door het deïsme en rationalisme voortgezet. Maar het rationalisme kan in verschillende vormen optreden en wisselt telkens van beteekenis, cf. Kant, Religion innerhalb usw. ed. Rosenkranz S. 185. Enz.  [van hier zie hier een overzicht van alle plaatsen waarin Bavinck op Spinoza ingaat]