Eén van de dingen die je regelmatig tegenkomt is de bewering dat Spinoza zelf religieus zou zijn. Dan wordt bijvoorbeeld verwezen naar het 5e deel van de Ethica waarin hij het heeft over de 'amor erga Deum' en de 'amor Dei intellectualis', hetgeen om een houding van bewondering en liefde voor God of de Natuur zou gaan. Zo legde iemand als Albert Einstein dat uit. Maar ook op Deel I wordt wel gewezen. Gisteren was in VPRO-boeken te horen hoe Jabik Veenbaas Spinoza een 'religieus mens' noemde: "want zijn hoofdwerk de Ethica begint met een deel dat God heet en begint met godsbewijzen." Toch enigszins onnozel, zo'n bewering – het gaat Spinoza niet om het verwoorden van een religieuze houding, maar om de werkelijkheid te typeren.
Anderen wijzen op de rol die Spinoza voor de godsdienst in de maatschappij ziet (bevorderen van de vrede in de staat), waarvoor hij – om godsdiensttwisten te beperken – een reeks van te geloven zaken uit diverse christelijke denominaties destilleerde als grootste gemene deler van het algemene geloof, waarin ieder zich zou kunnen vinden (Hoofdstuk XIV van de TTP). Bij dat laatste is het natuurlijk nauwelijks de vraag of Spinoza daar zelf in geloofde. Voor hem ging het slechts om het morele collectieve gedragsresultaat. De verstandige, redelijk levende mens kwam tot hetzelfde gedrag als waartoe de minder op het verstand vertrouwende gelovige zou komen uit gehoorzaamheid. Het ging Spinoza om het effect, de resulterende maatschappij waarin de verschillend denkenden met elkaar konden samenleven, niet om de intenties of hetgeen te weten was.