In het scholium bij 2/10 geeft Spinoza kritiek op degenen die niet goed uitkomen in het denken over de relatie tussen God en de ‘schepselen’. Dit terwijl toch iedereen al weet (moet toegeven) dat niets zonder God kan bestaan of kan worden gedacht, want iedereen erkent dat God de enige oorzaak is van zowel het bestaan als het wezen van alle dingen (daar gaat Spinoza vanuit).
Maar dan moet je dus ook bij God, het absolute zijnde, beginnen en niet bij de dingen of bij jezelf. Het is duidelijk dat hij daar vooral Descartes en zijn ‘cogito ergo sum’ op het oog heeft. Het is daar dat hij er op wijst dat dan naar zijn mening niet de juiste orde van het filosoferen in acht wordt genomen. Want…