[
Dat Buber een nogal ambivalente (maar uiteindelijk toch afwijzende) houding tegenover Spinoza had, blijkt uit diverse van zijn publicaties. Buber heeft zich in zijn loopbaan meermalen met Spinoza bezig gehouden. Hij kon waardering opbrengen voor de kritische bijdragen die Spinoza leverde, m.n. wat betreft het bekritiseren van onwetendheid en superstitie in religieuze instellingen en het bevrijden van de menselijke geest daarvan. Maar de toewending tot louter de rede, maakte hem in de ogen van Buber, blind voor de overgeleverde wijsheid die in de Bijbel te vinden is. Wat m.i. weer niet echt klopt met de wijsheid die Spinoza in de TTP aan die Bijbel toekent, maar zo zag Buber het.
Buber is een fraai voorbeeld van hoe vanuit twee totaal verschillende discoursen nauwelijks of geen wederzijds begrip mogelijk is, zelfs niet voor een filosoof als Buber die van het dialogische de kern van zijn filosofie maakte.
In 1927 schreef Martin Buber het essay, "Spinoza, Sabbatai Zwi und der Baalschem", dat hij later opnam in zijn Deutung des Chassidismus: Drei Versuche [Berlin: Schocken, 1935. – 93 pp.]
Vervolgens verscheen van hem “Der Chassidismus als Antwort auf Spinoza.” [In: Jüdische Rundschau 37, n. 93 (1932), 452] en een jaar later verscheen in Siegfried Hessing (Hsg.] Spinoza-Festschrift: Zum 300. Geburtstage Benedict Spinozas (1632-1932) [Heidelberg: Winter, 1933: 8-14.] van de hand van Buber: “Spinoza und die chassidische Botschaft.”