Utrechtse professor in filosofie en wiskunde die zich ook met Spinoza’s filosofie heeft bezig gehouden. Hennert werd geboren in Berlijn. Zijn ouders wilden het liefst dat hij rechten studeerde, maar hij voelde meer voor wiskunde en krijgskunde. Hij had les van Euler en ontwikkelde affiniteit voor Franse filosofen als La Mettrie en Voltaire.
Hennert stelde zich ten doel de filosofie te populariseren. Daartoe schreef hij onder de titel Uitgeleezene Verhandelingen zes delen, waarvan het eerste verscheen in 1780 en het laatste in 1795. Daarin nam hij vertalingen op van de Handelingen van de Berlijnse Koninklijke Academie van Wetenschappen. maar ook eigen essays en commentaren.
Van Leibniz en Wolff moest Hennert niets hebben. In 1755 trok hij naar Frankrijk om er meer wiskunde te leren. In Nederland startte hij als privaatdocent aan de Universiteit van Leiden. In 1764 werd hij professor wiskunde en astronomie in Utrecht. Wiskunde was zijn eigenlijke professie. Als filosoof beschouwde hij zichzelf als amateur. Beide scheidde hij van elkaar, volgens Krop, hoewel de inaugurale rede die hij in 1765 in het Latijn gaf en die in het Nederlands werd uitgebracht door het letterminnend genootschap Unitis Conatibus Scientiæ excultæ nectuntur, als onderwerp opgaf “Betogende de noodzakelykheid, om de Beoeffening der Wiskunste, met eene goede opvoedinge gepaart te doen gaan” en behoorlijk wat wijsbegeerte bevatte [cf hier]. Hij publiceerde veel over wiskunde en technische onderwerpen. Over filosofie schreef hij een Latijns handboek voor zijn filosofieonderwijs. Hij vertaalde James Beattie’s Elements of moral sciences (1790) tot Grondbeginzelen der Zedelyke Wetenschappen (1794) en schreef een essay Dissertatio de sensu morali in de prijsvraag van het Stolpiaansch Legaat.
Daar hij de grenzen van de zintuigen en van het verstand onderkende werd hij (o.a. door Nieuwenhuis) kritisch filosoof genoemd, maar anders dan Kant, daar wijst Krop op, hanteerde hij een elegante en nauwkeurige stijl. Ook werd hij als empirist en common sense-filosoof gezien, maar hij was en bleef wetenschapper. Hij geneerde zich echter niet om door gewone mensen begrepen te worden. Een Verlichter dus – een die zich ook serieus met Spinoza verstond.