Jakob Friedrich Fries (1773-1843) over Spinoza’s ‘willkührliche Phantasien’

0
404

Jakob Friedrich Fries is een minder bekende Duitse filosoof die niet in alle geschiedenissen van de filosofie voorkomt. Zo is bij Störig en Russell niets over hem te vinden. Maar hij heeft in de Duitse Klassieke periode (Romantiek en Idealisme), als eigenzinnig uitlegger van Kant en als tegenstrever en bestrijder van Fichte, Schelling, Hegel en anderen, zekere invloed gehad. Hegel en Fries hadden wederzijds flinke afkeer voor elkaar.
Jacobi en Fries raakten bevriend met elkaar.
Ook Fries heeft zich met Spinoza bezig gehouden.  

Geboren in het Saksische Barby werd Jakob Friedrich Fries opgevoed in de piëtistische broederschap van de Hernhutters. Hij studeerde eerst theologie, daarna in 1795 filosofie in Leipzig waar hij met Jacobi’s werk in aanraking kwam en vestigde zich 1801 als privaatdocent in de filosofie in Jena. Kort na elkaar verschenen zijn eerste werken: Reinhold, Fichte und Schelling (Jena, 1803), waarin hij scherpe kritiek leverde op deze denkers; Philosophische Rechtslehre (Jena, 1803); System der Philosophie als evidente Wissenschaft (Leipzig, 1804); Wissen, Glaube und Ahnung (1805), z’n eerste eigen complete systeem. In 1804 werd hij hoogleraar in Jena en vlot beroemd geworden als goed docent, kreeg hij in 1805 een aanstelling als professor in de filosofie en elementaire mathematica in Heidelberg. Vanaf 1805 raakte hij bevriend met Jacobi en die bleef altijd bewonderaar van Fries’werk. In 1816 keerde hij als hoogleraar in de theoretische filosofie terug naar Jena. In zijn hoofdwerk Neue oder anthropologische Kritik der Vernunft (Heidelb. 1807) meende hij Kants Kritik der reinen Vernunft behoorlijk verbeterd te hebben. Hij trachte Kant’s Kritieken met het realisme van de ‘gevoelsfilosofie’ à la Jacobi te completeren.Of zoals Siebe Thissen het fraai samenvat:


hij trachtte het idealisme van Jacobi te verbinden met het criticisme van Kant. [Hier]

Alleen het geloof was in staat om op een bevredigende manier de altijd onbevredigend/oncomplete (wetenschappelijke) kennis tot een bevredigend geheel maken en wel tot bij de Dinge an sich te komen.