“Maar het is vooral Spinoza die Deleuze als geen ander bewondert. Wat de persoon van Jezus was voor het christendom, aldus Deleuze, dat was Spinoza voor de filosofie: geen filosoof heeft zo radicaal en consequent de totale immanentie gepredikt, en zozeer afgerekend met de voorstelling van een transcendente werkelijkheid waaraan het aardse hier en nu zou zijn opgehangen. Eén van de aspecten die Deleuze in Spinoza naar voren haalt, is zijn lichaamsfilosofie. De bijdrage van Dolphijn gaat hier uitvoeriger op in. Dolphijn brengt Spinoza's Godsvoorstelling in verband met de lastige aanduiding corps sans organes, 'lichaam zonder organen': het chaotische domein van de fundamentele onbepaaldheid waarop alle bepalingen eerst plaats kunnen vinden. Waar Spinoza tot dan toe vooral als rationalist was opgevat, wijst Deleuze op de fundamentele betekenis van de conatus (het verlangen van een zijnde om in het eigen bestaan te volharden).”