Hermann Lotze (1817 – 1881) stookte een brouwsel van Spinoza en Leibniz tot eigen psychologische theorie

0
332

Aanleiding voor dit blog is het
boek van

Frederick C. Beiser, Late
German Idealism: Trendelenburg and Lotze.
Oxford
University Press
, 2013, 333pp., ISBN 9780199682959 – books.google
– Review op NDPR

een studie over de twee belangrijkste idealistische filosofen in
Duitsland na Hegel; centrale figuren in de academische filosofie van
het 19e eeuwse Duitsland, die grote invloed hadden op Frege,
Brentano, Dilthey, Kierkegaard, Cohen, Windelband en Rickert.

Daar ik over Trendelenburg al
eerder, in 2010, twee blogs had [cf.
en cf.], waarvoor Beiser toen trouwens ook de aanleiding vormde,
focus ik hier alleen op Lotze. Lotze heeft niet zoals Trendelenburg
apart over Spinoza geschreven, maar heeft zich wel met Spinoza bezig
gehouden en hem – aangepast – in zijn psychologie geïntegreerd,
zoals zo dadelijk zal blijken. Tot in de jaren 1920 behoorde hij tot
de bekendste en meest besproken Duitse filosofen. Ook in het
buitenland genoot hij een grote reputatie. George Santayana (1863 –
1952) b.v. promoveerde op een dissertatie over hem [cf.].
Vergeleken met de protagonisten van het Duitse idealisme en de
bekendste filosofen van de 19e eeuw, die meestal buiten de
academische traditie werkten, is hij tegenwoordig veel minder bekend.
[cf. wiki).
Maar ooit was hij "the most fascinating, eccentric, and
neglected figures in modern German intellectual history." [Roger
Chickering, bij Chan, cf. hierna]

Rudolf Hermann Lotze studeerde
medicijnen en filosofie aan de universiteit van Leipzig (1834–38),
waarbij hij fysische processen als essentieel mechanisch beschouwde.
Na kort als medicus gewerkt te hebben concentreerde hij zich op
filosofie dat hij in Leipzig ging doceren (1842–44), waarna hij
professor werd, de langste tijd in Göttingen (1844–80) en kort in
Berlijn (1881).

Lotze was de grootste metafysicus
sinds Hegel, maar eigenlijk wilde hij de metafysica afschaffen door
ze te integreren in de wetenschap, waarbinnen hij fysica en
psychologie als gelijkwaardig zag. Hij was zo een van de grondleggers
van de moderne psychologie, tot wie G. Stanley Hall (1844 – 1924) in
zijn Founders of modern psychology (1912, archive.org)
rekende: Eduard Zeller (1814-1908); Hermann Lotze (1817-1881); Gustav
Theodor Fechner (1801-1887); Eduard von Hartmann (1842-1906); Hermann
von Helmholtz (1821-1894); Wilhelm Max Wundt (1832-1920). Hij was dus
een van de pioniers die de psychologie (toen ook wel psychofysica
genoemd) tot een autonome discipline maakten.

Als z'n hoofdwerken kunnen worden
beschouwd: Logik (1843), Mikrokosmos, 3 Theile
(1856–64), en Metaphysik (1879).
[cf z'n werk bij archive.org]