Nadat ik het vorige
blog over Lotze had gemaakt, bleef ik nog wat verder zoeken en
vond nog een paar wetenswaardige dingen: dat n.l. Freudenthal les van
Lotze had en dat de laatste in z'n jeugd een gedicht aan Spinoza
wijdde.
Al eerder, in 2012, had ik een
blog
over W.G.C. Byvanck, bibliothecaris van de Koninklijke
Bibliotheek en schrijver, die onder meer jarenlang redacteur was van
het tijdschrift De Gids. In
1904 verscheen een in mijn ogen werkelijk prachtig en nog steeds zeer
leesbaar artikel over Spinoza, getiteld: “Een nieuw leven van
Spinoza” (De Gids, jaargang 68). De aanleiding vormde het toen net
uitgegeven boek van J. Freudenthal, Spinoza, sein Leben und seine
Lehre [Stuttgart, 1904. Dl. I. Das Leben Spinozas]. In dat
Gids-artikel schrijft Byvanck:
"Prof. Freudenthal heeft
daarenboven het voorrecht gehad om een leerling van Lotze te zijn,
dien Herman Lotze dien men den laatste van de rij der klassieke
philosofen van Duitschland heeft genoemd. Misschien is het aan Lotze
niet geheel gelukt om zijn stelsel – een bemiddeling tusschen het
moderne weten en de persoonlijkheid van den mensch – zoo vast aaneen
te sluiten, dat het in zichzelf een volledigen en
individueel-eigenaardigen samenhang vertoonde, – hij heeft zelf wel
eens gezegd dat er ‘viele Umwege und kleine Kunstgriffe’ toe
noodig waren om hier en daar iets van de eenheid en het plan van het
universum gewaar te worden; – maar take him all in all, hij was een
keurproduct van een man. Als men van hem hoort spreken door wie hem
gekend hebben, dan deelt zich de ontroering en de bewondering van den
spreker al licht mede aan den toehoorder; men krijgt eerbied voor de
veelzijdigheid van zijn gaven, voor de degelijkheid van zijn geest en
zijn hart, en het is ons alsof we een weerklank vernemen van dien
allergrootsten tijd, toen Kant en Herder en Goethe als sterren
stonden aan den Duitschen hemel.