De jongen in ’t voorbeeld in 2/49s verbeeldt zich gewoon een paard – zonder vleugels

0
299


In haar bijdrage aan Yitzhak Y. Melamed (Ed.) The Young Spinoza, geeft Pina Totaro een
interessant feitje. Het gaat om een kleinigheid, maar niet zo eentje die ik in
de rubriek Inutilis Scientia Spinozana
zou willen opnemen.


In het scholium bij de laatste stelling (49) van deel Twee
die tevens een soort Appendix is, geeft Spinoza een uitweiding op de zienswijze
(theorie) die hij gegeven heeft over dwalingen of vergissingen. Hij doet dat
door in te gaan op een 4-tal bezwaren tegen zijn theorie. Daarin komt in de
tweede tegenwerping, n.l. dat we toch ons oordeel kunnen opschorten, voor “wie
bijvoorbeeld een gevleugeld paard verzint” etc. In zijn weerlegging, waarbij
hij vooral benadrukt dat het onderkennen van iets al tegelijk de bevestiging
ervan inhoudt (hoe zou je dus die bevestiging kunnen opschorten?), schrijft hij:
“Want wat is het onderkennen van een gevleugeld paard anders dan bevestigen dat
het paard vleugels heeft?” En daar gaat hij nog een aantal zinnen op door. Waar
hij met die weerlegging begint (dat wij niet over het vrije vermogen beschikken
ons oordeel op te schorten), komt nog een keer een voorbeeld voor: “Laten we
ons, om dit helder in te begrijpen, een jongen indenken die zich een paard
verbeeldt en verder niets onderkent.” [Vert. Corinna Vermeulen]