Een verbinding tussen twee vorige
twee blogs, het blog
over Jason Dockstader en zijn verdediging van Spinoza tegen Hegel en
Melamed en het blog
over de kritiek op Spinoza van Hegel & Hollak, zie ik in de
overeenstemming die er hoe dan ook (misschien afgezien van de
persoonsgerichtheid) te bespeuren is tussen uitspraken van hen die
serieus de verbondenheid en eenheid van het eindige met het oneindige
zijn uitdrukken; of dat nu in religieuze of filosofische termen
gebeurt. Spinoza ziet de voltooide vorm van zijn filosofie ook als
religie.
Ik ben ervan overtuigd dat als
Spinoza zijn leven niet begonnen was in het monotheïstische
jodendom, hij nooit uitgekomen zou zijn bij de op kennis gebaseerde
liefde tussen de mens en God en van God met de mensen, waarop hij in
de tweede helft van het vijfde deel van de Ethica uitkomt. Ook
bij Spinoza krijgt tenslotte de absolute alomvattende eenheid die God
of de substantie is, de oergrond van alles en allen, toch ook zekere
trekken van een soort persoon waartoe je je als mens kunt verhouden:
"tot God die zichzelf liefheeft, niet omdat hij oneindig is, maar
omdat hij zich door middel van het wezen van de menselijke geest die
als eeuwig beschouwd wordt, laat kennen, dat wil zeggen de
verstandelijke liefde van de geest jegens God is een deel van de
oneindige liefde waarmee God zichzelf liefheeft." [Ethica 5/36]