Het besneeuwde landschap van de Hoge Venen is door de winterse omstandigheden uitermate geschikt om sporen van zoogdieren te vinden. Er is veel te zien. Sporen van Konijn, Haas, Vos, Bunzing, muizen en een van de meest opvallendste het Edelhert (Cervus elaphus). In het wild levende Edelherten zijn in België relatief zeldzaam. In Vlaanderen komen ze voor in de regio Voeren, op het Kempens Plateau en in het Belgisch-Nederlandse grenspark Kempen-Broek. Het zwaarte punt van de verspreiding in België is in Wallonië In Wallonië is hun verspreiding beperkt tot het zuidelijke en westelijke deel van de Ardennen. Op de Hoge Venen heeft het Edelhert één van de hoogste dichtheden in België. In deze winterse omstandigheden hebben deze grote zoogdieren het niet gemakkelijk maar ze zijn er goed voorbereidt! Ze hebben een extra dikke wintervacht die ze tegen de kou beschermt. Toch moeten ze op pad gaan om hun dagelijkse kostje bij elkaar te scharrelen. Een van de planten die ze graag eten is de Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus). Het is een vaste plant uit de heifamilie (Ericaceae). Dit struikje van 15-60 cm hoog (of zelfs iets meer) houdt van een vochtige, zure bodem. En groeit voornamelijk in open bossen (zowel in loofbossen als naaldbossen), op heide en op het open veen. Hij breidt zich vooral meestal vegetatief met nieuwe scheuten uit de wortelstok. Bij het naderen van de herfst worden de voedingsstoffen uit de bladeren overgebracht naar de wortelstok, zodat er, in de volgende lente, weer een krachtige plant kan ontstaan. De stengels ontspringen uit een wijdverspreid wortelstelsel met een wortelstok. De kantige twijgen zijn groen en dus in de winter aantrekkelijk voor Moeflon, Ree en Edelhert. Tenminste als ze de plant kunnen vinden. Lopend door de Hoge Venen valt het op dat ze ondanks de hoge sneeuw toch doelgericht de lage bosbesstruikjes kunnen vinden. Deze worden dan met de kop en de voorpoten enigszins sneeuwvrij gemaakt. Hoe ze de struikjes vinden met geur of geheugen? Rond een paar vreetplaatsen neem ik de proef op de som en schuif ik hier en daar wat sneeuw weg, maar geen bosbesstruikje te bekennen. Het moge duidelijk zijn dat ze de struikjes ieder geval niet per toeval vinden anders zouden ze doelloos energie verbruiken door overal en nergens sneeuw te ruimen. Op enkel de plekken waar ze sneeuw hebben geruimd zie je dan ook de afgeknabbelde twijgen van de Blauwe bosbes. Overlevingsstrategieën van zoogdieren blijven je verbazen.
