De vlinderstruik is inheems in China, Zuid-Afrika, de Himalaya, Chili, Argentinië, Peru en delen van Noord-Amerika. Op vele plaatsen in de wereld is deze aantrekkelijke bloeiende heester ingevoerd en verwilderd. Voor iedere tuin is er wel een geschikte vlinderstruik te vinden. Er zijn verschillende soorten in allerlei kleuren, maten en vormen. In onze tuin hebben we van de Chinese soort Buddleja davidii twee variëteiten: 'Pink delight' met roze en 'Black Knight' met zeer donkerpaarse bloemtrossen. Op beide komen zeer veel dag/nachtvlinders op af. Buddleja heeft bloemen die speciaal gebouwd zijn op bestuiving door vlinders. De bloembuis is lang en smal, waardoor vooral insecten met een lange tong bij de nectar kunnen. De struik heeft nog een aanpassing aan insectenbestuiving: van een onbestoven bloem is het hartje geel, en daarmee goed zichtbaar voor insecten. Na bestuiving wordt het rood, een kleur die insecten slecht zien. De Vlinderstruik moet elk jaar drastisch worden gesnoeid. Voer de snoeibeurt uit in het voorjaar als er geen vorst meer valt te verwachten. Snoei alle stengels tot op een hoogte van vijftien tot vijfenveertig centimeter boven de grond af. Alle zwakke/dunne scheuten radicaal wegsnoeien. En dan wordt je werk in de zomer weer beloont met een prachtige bloeiende heester waar je veel (insecten)kijkplezier van kan beleven.
