Op de terugweg nog nagenietend van de historische optocht over het Posters Boerelaeve kwam ik de Gele ganzenbloem (Glebionis segetum) tegen. Het is een eenjarige plant die behoort tot de composietenfamilie. Hij heeft een voorkeur voor droge, zanderige grond zoals akkers (graan- en hakvruchtakkers), bermen (open plekken of nieuwe bermen), omgewerkte grond, braakliggende grond, ruderale plaatsen, stortterreinen en langs spoorwegen (spoorwegtaluds).
Het bloemhoofdje heeft een geel hart van buisbloempjes met daaromheen een krans van platte, over elkaar heen liggende gele schutblaadjes. De totale diameter kan 6,5 cm bedragen. De bladeren zijn vlezig en grof getand en kunnen 8 cm lang worden. Ze staan verspreid aan de lange steel. De gele ganzenbloem kan een totale hoogte van 50-60 cm bereiken. De bloeitijd van deze fraaie akkerplant is van juni tot en met augustus. Het verspreidingsgebied is West-Europa met name Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland, België en West-Scandinavië. Samen met zaadtransport zijn ze in het verleden hier en daar in Noord-Amerika, Midden- en Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland terecht gekomen. In Nederland kan de Gele Ganzenbloem in Noord-Brabant en Limburg op de hoge zandgronden plaatselijk vrij algemeen zijn. Zeldzaam in het oosten en midden van het land en elders is het een zeer zeldzame plant. De Latijnse achternaam segetum betekent: "van de graanakkers of tussen het graan groeiend". Door zaadzuivering, vermesting en chemische bestrijding is het niet meer vanzelfsprekend dat je ze verspreid over de akkers ziet staan. Hoogstens dat Gele ganzenbloem nog een beetje balanceert op de grens van akker en berm. Net als de boerenleven optocht behoort ook deze plant bij de levendige historie die soms weer even in het agrarische gebied opduikt.