Vanuit het drukke Almere is het een peulenschilletje om de
Oostvaardersplassen te bezoeken. Ondanks het donkere weer liet ik mij die kans
niet ontgaan. Eenmaal aangekomen bij het uitzichtpunt aan de Praamweg kijk je
over de "Dutch Serengetie under sea level".
Juist bij het uitstappen
klaart het even op en dat is een gouden moment. Er zijn volop edelherten,
konikspaarden en heckrunderen te zien. Ook de grauwe ganzen vliegen af en aan.
In de verte wat witte stippen. Dat zijn dus grote zilverreigers. Het begint
langzaam aan te regenen. Dan maar even naar het bezoekerscentrum. Daar was het voor
mij te druk dus laat ik dat maar zitten. Met een slakkengangetje over de
beklinkerde Knardijk zie ik heel in de verte een vliegende deur: een zeearend. Ondanks
zijn afmeting is hij te ver weg om daar een toonbaar plaatje van te maken. Nu
die ook gezien is ga ik rustig naar een recent uitgegraven plas met een nieuwe vogelkijkhut.
Weer even een moment van geen neerslag.
Wat is het hier veranderd! Overal
wandelpaden met gemalen stortsteen, bankjes, prullenbakken, bewegwijzeringen,
informatie borden, nieuwe rasters, klappoortjes en een kabouterroute met een
hoog sprookjes gehalte. Het is een bijna misselijkmakende nieuwe wildernis van
borden. Alleen de status Nationaal park
ontbreekt er nog aan. Maar geen zorgen ook
daaraan wordt gewerkt. Provincie Flevoland gaat een ondernemingsplan maken om
voor de Oostvaardersplassen de status van Nationaal Park te verkrijgen. De Provincie
gaat samenwerken met onder meer Staatsbosbeheer. Met de status van Nationaal
Park hoopt de provincie dat het gebied een economische en toeristische impuls
krijgt. Niks wordt aan het toeval overgelaten. Of ze daarmee ook forse gebiedsuitbreiding
van de Oostvaardersplassen bedoelen zodat
de nu achter hekken opgesloten grote grazers hun jaarlijkse natuurlijke
trekgedrag kunnen gaan vertonen betwijfel ik. Maar ja, dat is politiek. Ik ga
lopend naar de pas opgeleverde vogelkijkhut. Ik ben op tijd onder de pannen! Het gaat weer regenen en het
nieuwe dak lekt als een zeef en de druppels spatten op de zitbank. Naast water liggen er op de bank ook een paar
witte krijtsporen met daarbij een paar verse braakballen.
Het zijn onmiskenbare
sporen van een Kerkuil (Tyto alba). Boven in de nok van de vogelkijkhut vindt
ik nog een paar kerkuildonsveren die aan het ruwe ongeschaafde hout zijn
blijven hangen.
Vanuit deze plek heeft de kerkuil gepoept en gebraakt. De kerkuil
eet muizen met huid en haar op. De onverteerbare delen spugen (braken) ze gewoon
weer uit. Deze braakballen kunnen in grootte variëren, meestal zijn ze tussen
de 3 en 8 cm lang. Een braakbal bestaat uit haren, veren, botten. Soms tref je in
een braakbal ook paars/roze gekleurde graankorrels aan. Deze graankorrels
worden door landbouwers vaak aan de randen van akkers onder een dakpan gelegd
om knaagdieren te bestrijden. Als een muis ze eet en daarna een kerkuil de muis
opeet komt het gif ook in de kerkuil terecht. Van de botten is de schedel het
meest interessant. Aan de hand van de schedel kan je namelijk de soort prooidieren
van de kerkuil bepalen. De dichtst bijzijnde broedplaats van een kerkuil bevindt zich in vogelvlucht
een kilometer in de werkschuur bij het bezoekerscentrum. Via de vele gemaakte
gluurkijkgaten kunnen mensen van klein tot groot kijken naar de vogels op de
plas. Aan de overkant van de recent gegraven plas zie ik een paar grote
zilverreigers (Casmerodius albus) staan. Ze zijn lekker aan het fourageren. Ik
neem me de tijd om de telelens erbij te pakken en zie hoe de witte reigers op
de wieken gaan! De reden zie ik ook door de lens! Een grote groep mensen loopt
blijkbaar over een nieuw aangelegd wandelpad die rond de plas is aangelegd.
Tja…..inrichting van natuurgebieden is voor sommige instanties niet hun
sterkste punt. Een van de opgeschrikte grote zilverreiger komt weer terug en
land in een ruige oeverzone en gaat over in de orde van de dag. Maar een andere
groep mensen maakt ook hier een einde aan deze waarneming. Tijd om te gaan! Ik neem de verse braakballen mee voor verder
onderzoek.
Na een paar dagen zijn de braakballen een stuk droger en kun je ze gemakkelijk
pluizen. In de vijf braakballen zaten vier verschillende soorten zoogdieren. De
gewone bosspitsmuis (Sorex araneus), rosse woelmuis (Myodes glareolus), bosmuis
(Apodemus sylvaticus) en twee veldmuizen (Microtus arvalis). Na het opruimen
van het pluiswerk gaan mijn gedachte terug naar de vogelkijkhut in de Oostvaardersplassen. Hoe zou de kerkuil zich redden in een wereld zonder
mensen? Hoe dan ook, het is toch wel mooi om te zien hoe de kerkuil als
cultuurvolger gebruik weet te maken van menselijke bebouwingen zoals de
schuilhut in deze gemaakte nieuwe wildernis.
Toch wel apart zo'n kerk(sch)uilhut.