De Jeneverbes (Juniperus communis) is wonderlijke struik. Dat blijkt uit zijn lange geschiedenis in ecologisch en folkloristisch opzicht. Niet voor niets zijn in Europa meer dan driehonderd streeknamen bekend. Zo veel eer krijgt alleen een plant of dier als die eeuwenlang van belang is geweest voor de mensheid, wat betreft het dagelijks gebruik, maar ook in de beleving. Het karakter van de Jeneverbes is mythisch en mysterieus.
De Jeneverbes is een van de weinige coniferen die van nature voorkomen in Nederland. De Jeneverbes is tweehuizig: er zijn mannelijke en vrouwelijke planten. Het rijpen van de 'bessen' strekt zich uit over twee jaar. De vrouwelijke zaadschubben vormen in het eerste jaar zwartblauwe kegelbessen. Na de overwintering worden zij donkerblauw. Voor het voortbestaan van de Jeneverbes is het belangrijk dat er voldoende exemplaren in de buurt staan en dat ze vrij staan; de wind moet met name tijdens de bloei vrij spel hebben. Dit om het zogenaamde "roken" van de bomen te waarborgen. De plant verspreidt namelijk tijdens de bloei wolken van stuifmeel. Ze kunnen niet tegen beschaduwing van bv. Grove dennen. De combinatie van schaduw en de vallende naalden, die als een juk op de Jeneverbes vallen, wordt ze noodlottig. In Limburg zelf heb ik eens een restpopulatie Jeneverbessen gevonden die in zo'n situatie bevond. Het contact met de beherende instantie was afwijzend en schouder ophalend…. Een paar jaar later heb ik de Jeneverbes nog eens bezocht en stonden als dode skeletten in het donkere grove dennenbos. Onverschilligheid is ongetwijfeld de grootste vijand! Terug op de Stakenberg (Veluwe) doet het me dan ook deugd, als ik hier in de magische schaduw van de Jeneverbessen zit. Hier is de grote populatie gelukkig vrijgemaakt van alle schaduwbomen om de mythe van de Jeneverbes voort te zetten.