Zeeland heeft naast zee, strand, duinen, zon en mosselen
meer te bieden. Fietsend op een iets te kleine fiets baan ik me een weg door
het stille Zeeuwse landschap. Wie denkt dat Zeeland vlak is heeft het mis! Als
fietser ontkom je er niet aan om een dijk op te fietsen.
Dijken vormen een karakteristiek
en beeldbepalend onderdeel van het Zeeuwse landschap. Bijna alle binnendijken
werden ooit als een zeewerende dijk aangelegd. Als zodanig vormt het
dijkenpatroon een geschiedenisboek waar het ontstaan van het polderlandschap
duidelijk aan is af te lezen. De binnendijken zijn dus cultuurhistorisch van grote
betekenis. De oudste dijken stammen uit de Middeleeuwen en zijn herkenbaar aan
het kronkelige verloop, de anatomie van het landschap van destijds volgend,
smal en slechts weinig hoger dan het omliggende maaiveld. Recentere dijken zijn veel imposanter, strakker, hoger en
breder. Welen (Zeeuwse woord voor wielen) van oude dijkdoorbraken en de
vingerlingen (omringdijk om de dijkdoorbraak), soms door natuurlijke oorzaak en
of als stille getuigen van oorlogshandelingen.
Boven op de kroon van de dijk kan ik 360 graden om me heen kijken. Hoewel er van een
echt kleinschalig landschap in Zeeland vrijwel nergens sprake is, is het
landschap toch steeds begrensd en omgrensd. Deze provincie is opgebouwd uit
vele honderden polders, in grootte
variërend van enkele hectaren tot enkele duizenden hectaren. De polders zelf
hebben vaak een open karakter maar rondkijkend wordt de horizon praktisch
altijd gevormd door een dijk al dan niet met bomen. Een zuchtje wind brengt
verkoeling. Er staan een paar planten in bloei en de vaak gehate akkerdistel
staat volop in bloei. Er fladderen allerlei vlinders omheen maar de oranje
zandoog (Pyronia tithonus) spant met meerdere exemplaren de kroon.
Het is een
vrij algemene standvlinder die voorkomt in twee gescheiden gebieden; het
noordoosten van het land (Drenthe en de daaraan grenzende delen van Groningen,
Friesland en Overijssel) en het zuiden van het land (Zeeland, Noord-Brabant en
het noorden van Limburg). In het overige deel van het land wordt het oranje
zandoogje nauwelijks waargenomen. Je ziet ze vooral op ruige, kruidenrijke
plaatsen in de halfschaduw, vaak in de buurt van struiken, struweel of bos.
Terwijl ik een foto probeer te maken hoor je het gezoem van de greppelsprinkhaan
(Metrioptera roeselii).
De mannetjes maken een gelijkmatig, hoog, snorrend
geluid dat vergelijkbaar is met een doorlopende naaimachine. Zelf vindt ik het
lijken op het harde gezoem van een hoogspanningskabel als je onder zo'n mast
staat. Het is voor Nederland plaatselijk een algemene soort geworden. Opvallend
is de brede witte zoom aan de zijkant van het halsschild. De kleur is variabel,
maar typische dieren zijn overheersend groen aan de zijkant en bruin op de
bovenkant. Ondanks zijn opvallende geluid is deze middelgrote sabelsprinkhaan moeilijk om op de
plaat te zetten. Elke keer speelt hij verstoppertje achter de grassprieten als
je te dichtbij komt. Maar goed dit mannetje was voor mij bereid om te poseren
maar liet zich daarna gewoon in de vegetatie vallen. Dat was dus mooi op tijd!
Er
komt een tractor langs. Zo eentje die uit een museum ontsnapt was. Maar nee, oud
of niet, het rond spattende vette zeeklei verraadde dat deze nog steeds wordt gebruikt
om dagelijkse werkzaamheden op het veld te verrichten. Ik zwaaide, hij groette
terug maar hij hobbelde helaas door…… tja communicatie gaat niet altijd
goed. Een roodborsttapuit is door het mechanische gepruttel opgevlogen en zit
nu zenuwachtig te wippen op weipaal met verroeste prikkeldraad. Terwijl ik weer
op mijn fiets wil stappen valt mijn oog op een liggende weipaal met daar op een
zonnende levendbarende hagedis (Zootoca vivipara).
Deze soort legt geen eieren
maar brengt haar jongen levend ter wereld. De vrouwtjes broeden met dit weer de
eieren als het ware uit in het moederlichaam. Voor Zeeland is dit absoluut geen
algemene soort en komen ze hier vooral in de duinen voor. Deze vindplaats wijkt
daar duidelijk van af. De duinen liggen hier in vogelvlucht zeker twintig
kilometer vandaan. Maar buiten Zeeland heb ik ze wel vaker in wegbermen zonnend
op weipalen aangetroffen. Dus de vindplaats is niet wereldvreemd. De hitte is
niet meer uit te houden, zelf de Zeeuwse koudbloedpaarden in de wei hebben er
last van en verdringen zich in de halfschaduw van een appelboom die zijn beste
tijd heeft gehad. Ik stap op de fiets richting de boerderij waar we
overnachten. Maar die typische Zeeuwse boerderij met zijn zwarte schuur ligt
achter de dijk in een andere polder. Ook al verwacht je het misschien niet maar
in Zeeland staat de natuur altijd dichtbij als een dijk om je heen.