Bovennatuurlijk groen.

0
620
Het is winter en de transparante loofbomen geven zo hun geheimen prijs. Sommige mensen zien ze als vogelnesten aan zoals een roekenkolonie maar de altijd groene kleur van de "nesten" verraden dat het een plant is. Meest algemeen wordt een Maretak  (Viscum album) gevonden op populieren, fruitbomen, vooral appelbomen, en lindes, maar er zijn nog heel wat andere boomsoorten waarop de plant groeit. De Maretak is een halfparasiet dat betekend dat hij water en zouten uit zijn gastheer zuigt, maar de gastheer zelf niet benadeeld. Met dit boomsap kan hij met behulp van zijn eigen bladgroen en zonlicht deze stoffen omzetten voor zijn eigen levensbehoefte. De lichtgroene, leerachtige blaadjes zijn langwerpig en gaafrandig. De maretak is een tweehuizige plant, wat dus betekent dat de lichtgele, onopvallende bloemetjes die in het hart van een bladpaar staan, op één plant ofwel uitsluitend mannelijk, en dus stuifmeelvormend, ofwel vrouwelijk, en dus stamperdragend zijn. Op de vrouwelijke planten worden de matte, doorschijnende, witte schijnbessen gevormd. Deze bessen zien er voor vogels aantrekkelijk uit en worden op die manier die door vogels verspreid. De plant heeft daardoor in de volksmond ook wel de naam Vogellijm gekregen. Als de vogel in de winter het kleverige en giftig zaadje van zijn snavel aan een tak afveegt en op een geschikte plek/gastheer blijft liggen kan hier een nieuwe Maretak uit groeien. In de loop van de zomer groeit er uit hechtschijfje een kiemworteltje dat de bast van de plant doorboort, en dat er voor de winter voorbij is in moet slagen om de sapstroom van de gastheer aan te tappen. In april van het volgende voorjaar komen dan de eerste twee blaadjes uit het plantje te voorschijn. In zijn tweede groeiseizoen vormt een maretak slechts één paar blaadjes. Het volgende jaar ontstaan tussen die twee blaadjes twee korte twijgjes, met op hun uiteinde opnieuw twee blaadjes. Tussen de twee paar blaadjes van het tweede jaar ontstaan dus in het derde seizoen in totaal vier twijgjes met twee blaadjes op hun uiteinde. Het duurt dus jarenlang vooraleer de Maretak een flinke omvang bereikt. De plant kan tot 70 jaar oud worden en heeft dan een doorsnede van ongeveer een meter. In Zuid-Limburg is de soort vrij algemeen, wat niet geldt voor de rest van Nederland, Om die reden wordt soms verondersteld dat de Maretak ten noorden van Zuid-Limburg niet zou voorkomen, maar dat is dus onjuist. Ook in Noord-Duitsland tegen de Nederlandse grens komt de Maretak ook heel veel voor en dan vooral in de appelbomen. De Germanen en Kelten vereerde de Zomereik. Als in de Zomereik ook nog eens een Maretak uit groeide, wat zeer zelden voorkomt, dan was dat voor de voor de Germanen en de Kelten wellicht de reden dat zo’n Maretak heilig te verklaren. Deze heilige plant speelde in hun magische vruchtbaarheidsrituelen een belangrijke rol. Volgens de Romeinse Plinius "de Oudere" werd door een, in het wit geklede, druïde in de midwinterceremonie met een gouden sikkel de Maretak uit de heilige eik gesneden. De afgesneden plant mocht de grond niet raken en werd in witte doeken opgevangen. Daarna slachtte de druïde de offerdieren en dompelde de Maretak in water dat dan als bescherming tegen ziekten en onheil werd gebruikt. De offergaven waren bestemd voor de geesten van de vruchtbaarheid, zoals de godin Freya. Tijdens een late wandeling lijkt het wel of roodgekleurde lucht veroorzaakt is door de Godin Freya die net van het slagveld komt en de Maretakken hierdoor een nog meer boven natuurlijke uitstraling geven.