In de tuin staat een Allium in bloei. Een Honingbij en een Hommel schrikken van een vlinder die zijn plekje op de bloem komt opeisen. Het Landkaartje (Araschnia levana) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae. De onderkant van de vleugels is een netwerk van lijnen en doet sterk denken aan een landkaart. Daar dankt deze vlinder dan ook zijn naam aan. Bijzonder aan deze vlinder is dat er twee seizoenvormen zijn. Sommige mensen werden/worden op het verkeerde been gezet. Zo ook de wereldberoemde Zweed Carl Linnaeus (1707-1778). Hij was een arts die de basis legde voor de moderne, wetenschappelijke indeling van de levende natuur. De verschillende vormen had Carolus Linnaeus in 1758 als twee verschillende soorten beschreven. De voorjaarsvorm als Papilio levana en de zomervorm als Papilio prorsa. Het seizoendimorfisme (seizoenvariatie) wordt veroorzaakt door de diapauze die de overwinterende poppen van de voorjaarsvorm ondergaan. Niet alleen de kleur is anders maar ook de afmetingen. De voorvleugellengte van de voorjaarsgeneratie is 16-18 mm en de zomergeneratie 17-21 mm. Vlinders van de voorjaarsgeneratie en de zomergeneratie verschillen sterk van elkaar, maar de onderkant van de vleugels vertoont altijd een karakteristiek landkaartpatroon. Bij vlinders van de voorjaarsgeneratie is de bovenkant van de vleugels oranjebruin met een zwart vlekkenpatroon, waardoor de vlinder enigszins doet denken aan een parelmoervlinder. De vlinders van de zomergeneratie hebben zwarte bovenvleugels met langs de achterrand een oranjerode gevlekte band en over het midden van de vleugel een witte band. De vliegtijden zijn van half april-eind juni en begin juli-half september in twee generaties. De Landkaartjes zoeken vooral 's morgens en laat in de middag naar nectar. De mannetjes verdedigen een territorium of maken patrouillevluchten langs een bosrand; in de middag scholen de mannetjes vaak samen bij een opvallende struik. Ook de bloem in de tuin wordt beschermd tegen andere nectar zoekende insecten. Maar bij het zien van een partner zijn ze even helemaal van de kaart!. Na de paring vindt de eiafzetting plaats in de vorm van korte kettinkjes (tot 10 eitjes per streng) onder brandnetelbladeren. De rupsen zijn eind mei-begin juli en begin augustus-half september vretend aan te treffen op de Grote brandnetel. De jonge rupsen leven in grote groepen bijeen in rupsennesten. Maar naarmate ze groter worden leven de volwassen rupsen solitair. De soort overwintert als pop, hangend aan een stengel in de kruidlaag. Het landkaartje komt in grote delen van Europa algemeen voor en heeft als leefgebied de bossen, tuinen, en bosranden. Ook in Nederland is het nu een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft deze soort zich vanuit het oosten en zuiden over het hele land uitgebreid, tot op de Waddeneilanden toe. Dus als je ze ziet, in het voorjaar of zomer, laat je niet om de tuin leiden over de ware identiteit van deze mooie vlinder. Een goede vlindergids wijst je naar het actuele Landkaartje en zo kom je vanzelf weer op het juiste pad.