In de NDPR vandaag een review door Charlie Huenemann (Utah State University) van het boek van Yitzhak Y. Melamed, Spinoza's Metaphysics: Substance and Thought [Oxford University Press, 2013]
Het versterkt zeer de indruk die ik al had, namelijk dat dit boek heel goed ongelezen kan worden gelaten door degenen die Spinoza's filosofie beter willen leren begrijpen (terwijl Spinozascholars die hun partijtje mee willen blazen in de disharmonie die er via interpretaties ontstaat het uiteraard zullen vreten).
Melamed probeert kaas te maken van de oneindige attributen die we niet kennen – die buiten uitgebreidheid en denken – en waarover Spinoza dus wijselijks niet meer zegt dan dat ze er moeten zijn. Melamed probeert daar toch nadere analyse naar te doen en daar hij meent dat er in de ideeën (het denken) facetten weerspiegeld moeten zijn van die andere attributen (hoewel wij die niet kunnen waarnemen – het wordt echt een vorm van hocus pocus…) besluit hij dat er twee vormen van parallellisme moeten zijn: die tussen ideeën en dingen en die tussen attributen. Ik vermoed dat Huenemann groot gelijk heeft met te constateren dat het uiteindelijk toch om één en hetzelfde parallellisme gaat, zodat je je kunt afvragen wat we aan dat nieuwe onderscheid hebben. In welke gebieden brengt het ons verder? Je kunt je als filosoof druk maken om weinig, waardoor sterk de indruk ontstaat van een nieuwe, Spinozistische scholasiek.
Iets waar Melamed ook meer over te weten probeert te komen zijn de oneindige modi, waarvan Spinoza alleen het bestaan bevestigt en er verder ook nauwelijks iets over zegt. Melamed constateert dat er toch te weinig gegevens zijn om er meer over te zeggen en meent dat de functie die ze vervullen is: de eenheid te poneren van de vele singulariteiten als dingen en gedachten. De oneindige modi maken dat er patronen en regelmatigheden te ontdekken zijn.
Voorts benadrukt Melamed, maar daarin is hij niet uniek, dat Spinoza dan wel tegen dualisme opkwam (tussen God en wereld, tussen lichaam en geest als aparte zaken), maar dat zijn filosofie wel van een sterk attributief dualisme doordrongen is: het denken en het uitgebreide (aspecten van eenzelfde realiteit) zijn nooit tot elkaar te herleiden.