Reuzenplezier.

0
401


De Reuzenbalsemien  (Impatiens grandulifera) staan prachtig in bloei.
Het is vooral nu, er weinig planten bloeien, een lust voor het oog.

De bloemen
zijn in beginsel vijftallig: 5 kelkbladen en 5 kroonbladen, maar van de 5
kelkbladen zijn er twee nauwelijks ontwikkeld en het vijfde naar beneden
gerichte kelkblad vormt een spoor en de kleur is identiek aan die van de
kroonbladen. Van de 5 kroonbladen zijn er drie over: vier van de vijf zijn twee
aan twee vergroeid en het bovenste is niet vergroeid. De kelk lijkt daardoor 2
bladig en de kroon 4 bladig. Dit maakt de bloemen erg bijzonder, waarbij dan
nog het schietsysteem om de zaden weg te doen springen bijkomt. Hieraan danken
de Balsemienen hun naam: Springzaden. De opvallende tot 2 meter hoge planten
hebben stevige en vlezige, veel vocht bevattende stengels, die sterk verdikt
zijn op de knopen. Op elke knoop staan drie langwerpige scherp getande tot
gezaagde  bladeren. Opvallend is dat deze kransen per knoop 60 graden draaien,
zodat twee kransen  van boven zespuntige sterren lijken. Soms zie twee tegenoverstaande
bladeren. Zowel tussen de tanden als overal op de stengel vind je klierharen,
wat terug te vinden in de soortnaam glandulifera wat "klieren
dragend" betekent. Een bijzonderheid van de Balsemienen is dat ze als
kiemplant een klein wortelstelsel hebben dat al snel afsterft en vervangen
wordt door een adventief wortelstelsel. Als de planten daarna snel groter
worden ontwikkelen ze aan het onderste deel van de stengel steltwortels,
waarmee de planten zichzelf overeind houden. Oorspronkelijk komt de Reuzenbalsemien
voor in het gebied van Noord-India dat tegen het Himalaya gebergte aan ligt. Vanaf
1915 is de plant in Europa en Canada ingevoerd.

Als tuin- en stinsenplant is de
soort nog steeds geliefd en wordt ook aangeplant. Van hieruit heeft de plant
zich in de twintigste eeuw ook buiten
deze tuinen gevestigd  langs waterkanten,
op vochtige tot natte voedselrijke bodems op beschaduwde plaatsen, bijvoorbeeld
langs struweelranden en in ruigten met hoge brandnetels. De soort is nu zeer algemeen
in het rivierengebied en de stedelijke omgeving. Hij breidt zich uit in
verruigende beekdalen en brongebieden. Het gaat ze zo goed dat ze als een
invasie soort worden beschouwd. In Nederland en zelfs in heel West-Europa kun
je hem aantreffen. Sommige ervaren de plant als een bedreiging voor de lokale
vegetatie en biodiversiteit. De snelle zaadverspreiding in combinatie met een
grote aantrekkingskracht op bestuivers maakt de soort zeer concurrentiekrachtig
ten opzichte van inheemse plantensoorten. Reuzenbalsemien kan door de
explosieve groei zeer dichte opstanden vormen en daardoor niet alleen inheemse
plantensoorten verdringen en verstikken, maar ook de fauna die erin leeft. Vele
roepen dan ook op om ze te bestrijden door te maaien en nog een paar andere in
mijn ogen zinloze methodes. Gezien zijn verspreiding kan ik alleen maar mijn
schouders ophalen bij deze buitenlandse plantenfobie. Ook hier geldt voorkomen
van invoer is beter dan achteraf genezen. Dus tegen die "patiënten" zou
ik zeggen leer er maar te leven met de Reuzenbalsemien. Dus als je die te veel in je eigen
tuintje vindt is die altijd moeiteloos uit te trekken. Naast de
schijnbaar genoemde nadelen kun je er ontzettend veel plezier van hebben. In de
Reuzenbalsemien zitten ook vele soorten insecten. Als de vogels zoals de Koolmees dat in de gaten
hebben zijn ze er als de kippen bij. Het rondspringende zaad zorgt ervoor dat
de Koolmezen nog gekker doen dan anders en vertonen gedrag tot bijna hilarische
capriolen! De verspreiding van de zaden vindt mechanisch plaats, wanneer de
rijpe doosvrucht wordt aangeraakt, rollen de vijf delen hiervan zich op en
schieten zo de zaden weg. Tegelijkertijd valt de vrucht van de plant af. Zelf
kan ik me ook nooit bedwingen om aan de rijpe vrucht te komen. De bloemen zijn
vooral nu er in het bos weinig of niks meer bloeit een rijke bron van nectar
voor onze inheemse hommels. Een ander dier van een iets groter formaat is dol
op de jonge Reuzenbalsemien.

Grote grazers zoals Ree en Edelhert vreten graag van deze planten vooral als ze in de niet meer bukfase hoogte bereikt hebben. Het is dan ook elk jaar weer de vraag of de planten wel zo groot worden. Als de Edelherten bijvoorbeeld het
weer te druk hebben met de bronst laten ze de Reuzenbalsemien met rust en kan
de Reuzenbalsemien van onderuit met een paar zijtakken nog een paar bloemen/zaad
produceren. Deze plant laat zich door niemand gemakkelijk er onder krijgen en
staat dankzij zijn eenjarige wilds krachtige karakter garant voor veel reuzenplezier.