Wie hoog vliegt, kan laag vallen !

0
580
Opvliegers !

Hoe het kan aflopen met opvliegers ?
Niet best, dus !
Een van de opties, die er voor mij waren weggelegd, toen ik voortijdig het middelbaar onderwijs moest verlaten was een jeuddroombaan. Iedere jongen droomt wel van politieagent, machinist of… vliegenier.
De keuze werd machtig beïnvloed door de recent beëindigde wereldoorlog. Men en dus ook ik, was nog niet aan de verwerking hiervan toegekomen, dus was en werd de keuze voor vliegenier niet traumatisch ervaren.
Maar onze eigen KLM had eigen bronnen, waaruit de dienststal kon worden aangevuld. Welke en geluk, dat Nederland ook weer aan een eigen leger dacht!
De Marine Luchtvaart Dienst.
‘n Onderdeel daarvan bestond niet voor de oorlog, dus was er veel vers bloed gevraagd. Daar gaat het tenslotte om in een leger. Vers bloed, dat bereid moet zijn z’n eigen bloed voor het vaderland te offeren, zoals duizenden enkele jaren daarvoor gedaan hadden.
Maar dat gaat niet zo maar. Die dure vliegtuigen vliegen alleen op kerosine en goed opgeleide piloten, met aanhang. De belangrijkste taak was het opsporen van vijandelijke duikboten. Die waren er toen niet meer. En… nog niet!
Dus werden de zeeën afgespeurd naar de mijnen, die er nog een gevaar voor ieder ander schip vormden. De positie doorgeven en de Varende Collega’s deden de rest.
De aanmelding werd gevolgd door een uitnodiging om voor 6 dagen naar de Luchthaven Ypenburg te komen. Voor een uitgebreide keuring en diverse tests.
Het eerste dat ons werd verteld, was, dat we voor die 6 dagen >>onder de Krijgswet< zouden vallen. Wat het betekende, werd er niet bij gezegd. We begrepen wel, dat het een verdere beperking van je persoonlijke vermogens moest zijn, dan je al door de normale wetgeving werden opgelegd. We kwamen als echte soldaten met een aantal op een kamer terecht. En dat was dus feitelijk de eerste ervaring met een Mannen Gemeenschap.
Men kan zich de procedure gemakkelijk voorstellen. Tegenwoordig is ieder mens om de een of andere reden wel eens gescreend. Dit hier was wel erg volledig.
Ik dacht de test redelijk goed doorstaan te hebben. Maar kreeg later toch bericht, dat ik niet aan alle eisen had voldaan.
En naar mijn mening was dit terug te voeren tot het meest amusante deel van deze zesdaagse belevenis. Getekend door de heerlijke onschuld van een tijdelijke rekruut, die geen notie had van de opbouw van onze strijdmacht. En van de lengte van de tenen van haar onderdanen.

De tweede dag was mijn »kamer« opgeroepen om bij de dokter een deel van de keuring te ondergaan. Onderdeel daarvan was een bloedonderzoek.
Stel je voor een lange, trieste gang in een barak met een aantal deuren links en rechts.
Aan het einde was links een deur die openstond en daarvoor moesten we in de gang wachten tot we aan de beurt waren. De bedoeling werd duidelijk, toen de man voor je aan de beurt was. Tegen de linker muur stond een tafeltje met wat zaken, verband, watten, handschoenen, potjes enz. Er voor stond een stoel, waarop je moest gaan zitten. Meer een krukje, er zat geen rugleuning aan. Je moest je linkerarm op de tafel neerleggen. Dan kwam de hospik doen waarvoor hij was aangesteld. Om je te pikken. Het bloed werd dan in een aantal buisjes opgevangen, met verschillende kleuren dopjes er op. Dat ging met je naam er op, in een houder voor die buisjes. Er werd een watje op het gaatje gelegd. Je kreeg het bevel er goed op te duwen, zodat het niet bleef bloeden. En de volgende mocht binnenkomen en gaan zitten.
Edoch, wat gebeurt, wanneer ik voor de open deur ben aangeland?
Een hoop herrie achter ons in de gang, wat geloop en gedraaf. En langs ons met enige snelheid stormt een man naar voren, met een paar anderen achter zich aan. We roepen zoiets als >>Hé, niet voordringen!<<, maar reeds toen werd onze stem niet gehoord. Mijn voorganger, die wel al de afknelband om had, werd de kamer uitgestuurd. Maar omdat ik niet van plan was de verworven positie op te geven, ging hij zolang op mijn tenen staan.
Inmiddels kon ik de haastmaker beter bekijken. Wat een goud !! Had ik nog nooit gezien. Op z’n pet, op z’n mouwen, op z’n borst ! Moest vast een admiraal zijn. De kruk werd haastig weggeschoven en hij mocht op een echte stoel gaan zitten. Ach, het zou maar even langer duren. Mijn kameraden, die voor me waren, hadden het ook binnen drie minuten bekeken. Binnen waren er in eens meer mensen. De een nam de door goud loodzware pet aan en een ander het uniformjasje, minstens net zo zwaar. De man moest kennelijk hier voor een kwaal worden gekeurd, want hij zag bleek als een dode. Maar voor zieke of dode zijn alle wetten gelijk. Hij moest zijn mouw oprollen en de band werd aangelegd. Toen kwam de broeder met de injectienaald.
Een enorm gedaver en herrie! De stoel vloog bijna de kamer uit, maar dat was nodig ook!
Want onze admiraal was er afgegleden en had de hele ruimte onder de tafel en van de stoel nodig om zijn ontgoude lichaam uit te spreiden.
Ondanks mijn maat op mijn tenen kon ik een bulderend gelach niet onderdrukken. Met een nog luider knal werd de deur dichtgesmeten. Zodat we niets van de opknap-oefening konden zien.
Ik denk, dat ik hier al naar huis had kunnen gaan! Een hoge officier uitlachen in een voor hem zeer pijnlijke situatie ? Ik weet niet, tegen welk wetsartikel van de Krijgswet ik gezondigd had, maar ik kon het wel poetsen.
Dat wist ik echter pas weken later.
Ik was zoooooo kwaad !
Dat ik zwoer van me hele leven geen stap meer in een vliegtuig te zetten.
Bijna 60 jaar later kan ik naar waarheid verklaren, dat ik de eed nog niet gebroken heb, noch heb hoeven breken. Omdat ik bv door een vliegtuig moest worden afgevoerd.
Maar er heeft zich in die zestig jaar wel een heel bosje van leugenachtige verwijten gevormd.
Ik zou last van hoogtevrees hebben.
Ik zou vliegangst hebben.
Ik zou dit alles aanwenden om onder vliegreizen uit te komen.
Ik gun mijn lieve omgeving deze leugens te blijven vertellen.
Laat die heerlijk hun eigen opvliegers genieten. Voor mij zijn er een aantal bijkomende redenen, om niet in een vliegtuig te stappen. Van spijt gesproken ? Nergens.
 
Ik kan nog lachen om die bleke admiraal, onder een nog bleker tafeltje en stoel in die bleke kamer op Ypenburg.