Een reactie op een recent blog is voor mij aanleiding een blog te brengen waarin ik op wat literatuur over Spinoza en Jezus wijs. De laatste jaren is almaar meer het besef doorgedrongen, vooral ook van joodse zijde, dat zowel Jezus als Spinoza van joodse afkomst zijn – en volgens velen altijd joods gebleven zijn. Dat beiden tot de invloedrijksten in de joodse geschiedenis gerekend dienen te worden, wordt wel algemeen erkend, maar over die betekenis zelf lopen de meningen zeer uiteen. Geen wonder dat er ook almaar groeiende literatuur is waarin beiden met elkaar vergeleken worden.
Spinoza behandelt in zijn TTP de beide centrale figuren van het jodendom en het christendom: Mozes en Jezus (hij spreekt bijna altijd van Christus). In de Ethica heeft hij het één keer over Christus (als hij verwijst naar de aartsvaders die de vrijheid herwonnen, geleid door de geest van Christus, dat wil zeggen de idee van God – ducti spiritu Christi, hoc est Dei idea – in 4/68s). Mozes ziet hij in de TTP als staatsman, d.w.z. wetgever en profeet; Christus brengt geen wetten, maar is een wijze leraar, die een morele leer brengt van waaruit hij de gegeven wetten ook kritiseert. Mozes gaat het om vrede, veiligheid en voorspoed in de staat, Christus richt zich vooral op het gemoed en het geweten; hem gaat het om de bevrijding van het individu van het juk van de slavernij van de wet.