“De engel van Spinoza heeft mij niet losgelaten. Hij (Mannelijk?) bleek in eerste instantie onvindbaar. Maar na enig speurwerk bleek hij zich verstopt te hebben op blz. 101.
Alinea [14]: ….. Maimonides en anderen willen dat deze geschiedenis en ook alle andere die van de verschijning van een engel vertellen, …..in een droom gebeurd zijn; zij accepteren niet dat iemand met open ogen een engel heeft kunnen zien. Maar dat is gebazel:……
Welnu als Spinoza schrijft “zij accepteren niet” impliceert dit mijn inziens dat hij wel accepteert, dat met open ogen een engel is waargenomen. Dat vind ik nu gebazel van Spinoza. Want het betekent dat ook Spinoza vindt dat ten eerste engelen bestaan en ten tweede dat zij in werkelijkheid gezien zijn. Want dat is het gevolg van zijn methode die hij op de Schrift toepast. Waarom Spinoza hier zijn rede niet gebruikt is mij een raadsel.
Als Spinoza denkt dat engelen niet bestaan, waarom brengt hij dat niet voor het voetlicht. In tegendeel, hij aanvaardt het bestaan van engelen.
Het vraagstuk waar het om draait is in hoeverre je de filologisch-historische achtergronden als waar accepteert zonder daarbij de rede te raadplegen in de gevolgtrekkingen van je filologisch-historische benadering. Mijns inziens kun je hooguit zeggen dat men in die tijd er van uit ging dat men engelen ook werkelijk kon zien en dus bestonden. Dat is alles. Maar of ze ook werkelijk bestonden is een geheel andere vraag. Spinoza mag mijns inziens niet die conclusie trekken.
Met spinozistische groet,
C[…]