Het is bekend dat het getal zeven
voor antieke volkeren en vooral ook het joodse volk een heilig getal
was. God rustte op de zevende dag uit van het scheppingsproces. De
Sabbath, werd die zevende dag met z'n rustverplichtingen. Zeven is
het getal van de compleetheid, de volmaaktheid. Elk zevende jaar werd
het land niet bewerkt [Leviticus 25: 1-7]. De droomuitleg van
Jozef over de zeven magere en zeven vette jaren. Zeven dagen liepen
de Israëlieten om de stad Jericho, op de zevende dag liep men zeven
keer rond de stad en bliezen zeven priesters zeven keer op
trompetten. Er zijn nog zoveel voorbeelden waarover veel te vinden
is. Een mooi kort overzicht geeft: "Het getal 7 in de Bijbel"
[PDF]
Waar het me in dit blog om gaat
is het vermoeden uit te spreken dat ook bij Spinoza de symboliek van
de belangrijkheid van dat getal in z'n genen zat.
En dan denk ik niet in de eerste
plaats (maar toch ook) aan het gegeven dat hij in hoofdstuk 14 van de
TTP zeven dogma's van het algemene geloof noemt; als men die
zou verwerpen zou dat de politieke orde ondermijnen. Spinoza mag dan
"een exhaustieve opsomming" (Klever) hebben gegeven; de
mogelijkheid dat hij naar die zeven heeft toegewerkt (en dat er dus
iets contingents in zit) is niet uitgesloten.
Opvallender acht ik het, dat in de
Ethica de meest centrale stellingen van de respectieve delen de
7e zijn. Dit is m.i. nauwelijks nog als toevallig te zien: er is
waarschijnlijk naar toe gewerkt en laat zien hoe belangrijk die zeven
voor Spinoza (nog) was. Ik neem de vertalingen van Henri Krop:
1/7 Te bestaan behoort tot de
natuur van de substantie.
2/7 De orde en het verband tussen
de ideeën zijn dezelfde als de orde en het verband tussen de dingen.
3/7 Het streven [conatus] van elk
ding naar de voortzetting van het zijn, is hetzelfde als het actuele
wezen.
4/7 Een hartstocht kan alleen
geremd of vernietigd worden door een tegengestelde, krachtigere
hartstocht.
Zijn dit niet duidelijk (zeker voor de delen 2, 3 en 4) telkens
de meest centrale stellingen in het Spinozistische
stelsel? Voor het eerste deel is de Dei actuosa essentia misschien nog essentiëler, maar dat staat in een scholium [ IIEp2s ].
Uitzondering vormt het 5e deel, dat sowieso een grote
uitzondering vormt: daar lijkt 5/6 fundamenteler dan 5/7. Wellicht
een vingerwijzing? De uitzondering die de regel bevestigt?
5/6 Naarmate de geest de dingen
meer als noodzakelijk begrijpt is zijn macht over de hartstochten
groter en ondergaat hij hen minder.