Lucas Schacht (1634-1689) behoorde ook hij wellicht tot de Kring van Spinoza?

0
323

Zijn naam in dit verband was ik
nog niet eerder tegengekomen. Jonathan Israel en Wim Klever noemen
hem niet. Ook bij K.O. Meinsma en Frank Mertens komt zijn naam niet voor. Maar ik stuitte op een tekst van Ferd Sassen uit 1962, Het
wijsgerig onderwijs aan de Illustre School te Breda (1646-1669)
[KNAW- PDF],
die enige geïnformeerde vermoedens hierover formuleert. Er bevonden
zich aardig wat artsen in het Collegium Spinozanum en misschien was
deze Schacht er één van.

Lucas Schacht studeerde in Leiden
waar hij op 19-jarige leeftijd in 1653 z'n kandidaats theologie
haalde, niet beroepen werd en dan maar overstapte op natuur- en
geneeskunde. Hij volgde wijsbegeerte, vooral de redeneer- en
zedekunde bij Adrianus Heereboord. Op 6 februari 1668 verdedigde hij
een Disputatio philosoph., continens Positiones ex universa
philosophia desumtas
(L.B. 1660. 4o.). Het jaar erop voltooide
hij z'n medische studie met een Dissertatio, mulieris artuum
contortione ac rigiditate laborantis historiam et curam describens

(L.B. 1661. 4o.), waarna hij geneesheer te Leiden werd. Al in 1663
was hij door de Curatoren gemachtigd, om op dagen waarop geen
openbare lessen werden gegeven, over de wijsbegeerte of de
geneeskunde voorlezingen te houden. Op 29 januari 1670 werd hij tot
gewoon hoogleraar in de geneeskunde aangesteld en op 8 mei van dat
jaar sprak hij de oratio uit de medicinae ortu atque progressu.
Twee jaar werkte hij samen met
Sylvius. Boerhaave prees Schachts onderwijs en vond hem "
een
man van ongelooflijke vlijt en bekwaamheid, te regt beroemd om zijne
geleerdheid en veeljarige geneeskundige praktijk. In die kunst had
hij bijna het hoogste toppunt bereikt, en wat de medische wetenschap
betreft, volgde hij een geheel anderen weg dan Theodorus Craanen. Hij
toch was gewoon de studenten zelf naar het ziekehuis te geleiden, hen
bij de lijders, die onderzocht moesten worden, te brengen, hun de
ziekten uit de verschijnselen te leeren kennen, onderscheiden en
behandelen, terwijl hij hun tevens bij het doen der lijkopeningen, de
verborgenste ziekte-oorzaken aanwees. Daarom heeft Bernhard Albinas
dikwijls met opgetogenheid gesproken over de groote en vele
verpligtingen, die hij had aan de trouwe toespraken, vermaningen en
opmerkingen van dezen bescheidenen en zachtmoedigen man en aan zijn
voortreffelijk, door de uitkomst gedurig bevestigd, voorbeeld."
[Cf.]