J.M. Hillesum was veertig
jaar, van 1890 tot 1930, conservator van de in Amsterdam gevestigde Bibliotheca
Rosenthaliana. Deze bibliotheek was ontstaan uit een gift van de Amsterdamse joodse
bankier George Rosenthal (1828 – 1909). Die had in 1880 de wereldberoemde
collectie hebraïca en judaïca van zijn
vader, die in Duitsland rabbijn was, aan de stad Amsterdam geschonken. Deze George
Rosenthal had ook het geld geschonken waarmee het huis in Rijnsburg waar
Spinoza van 1660-1663 gewoond had, kon worden aangekocht en tot museum worden
gemaakt. En eveneens kon met zijn financiële steun Spinoza’s bibliotheek worden
gereconstrueerd.
J.M. Hillesum verrichte als conservator van de Bibliotheca
Rosenthaliana onmisbare hulp bij het opsporen en aankopen van deze boeken.
Reden voor de ledenvergadering van 23 mei 1907 van de Ver. Het Spinozahuis om hem tot erelid te benoemen.
Aldus is te lezen in het voortreffelijke boek van Henri Krop, Spinoza. Een paradoxale icoon van Nederland
(blz. 402). Verder lezen we daar nog dat Hillesum over Spinoza’s Hebreeuwse grammatica
schreef in het eerste nummer van het Chronicon
Spinozanum. Daar niet, maar wel in het hoofdstuk dat Krop bijdroeg aan Dutch
Jewry in a Cultural Maelstrom, 1880-1940 [cf. books.google] is verder nog te lezen dat hij overigens geen studie
maakte van Spinoza’s filosofie.