Veel beschouwingen over bidden
bij Spinoza kom je niet tegen. Ik ben er althans in de geleerde
secundaire Spinoza-literatuur nog niet op gestuit. Wel heeft de
Nederlandse filosoof en schrijver Louis Hoyack over wiens Spinoza
als uitgangspunt [1965] ik
in oktober 2013 een aantal blogs had [Cf. de links naar de serie in
het laatste blog]
in een van zijn – wat hij noemde – 'fragmenten' een korte beschouwing over
73.
SPINOZISME EN GEBED
Is er in het spinozisme ook
plaats voor het gebed, zullen misschien de vromen vragen. In geen
geval, wanneer wij ons daarbij voorstellen te spreken met een persoon
in de hemel. Maar wanneer we het gebed zouden opvatten als een poging
om door middel van concentratie op het Godsbegrip – en voor
concentratie is niets zo dienstig als het formuleren en uitspreken,
in casu van bepaalde op God betrekking hebbende gedachten – onze
geest te verheffen en zodoende de affecten voor een moment uit te
schakelen, dan heeft het gebed ook voor een spinozist wel degelijk
zin. Want het wordt op die manier een vorm van meditatie in oosterse
betekenis. VeeI bidden en vúrig bidden zal de "amor erga Deum"
in ons gemoed opwekken, die amor erga Deum, waarvan Spinoza zegt, dat
hij "de geest het meest moet occuperen" *). Het woord "God"
alleen reeds roept daarbij associatief het voorstellingscomplex en de
hiertoe betrekkelijke gevoelens wakker. Het gebed krijgt, op deze
wijze beoefend, het karakter van een autosuggestie en kan bijdragen
tot de echt spinozistische zelfopvoeding. Een andere vraag echter is
het: hoe moet zulk een gebed luiden? Het zal geen vraaggebed zijn,
doch een reeks uitspraken behelzen, waarin Gods grootheid,
alomtegenwoordigheid, in-stand-houdende-kracht en wijsheid bevestigd
worden. Het zal dus meer gelijken op een lofgebed, waardoor de
menselijke geest automatisch in een verheven stemming geraakt.