Bidden – het lijkt volstrekt niet
bij Spinoza te horen. Ik weet nog hoe verbaasd ik was vorig jaar in
De naakte perenboom. Op reis met Spinoza van Rudi Rotthier te
lezen dat bij vergaderingen van de Ver. Het Spinozahuis toen
Hubbeling voorzitter was voor de lunch werd gebeden! Ik wist niet wat
ik las en vond het belachelijk [cf. blog].
Ook
de vrijdenker en Spinoza-biograaf K.O. Meinsma becommentarieerde de
volgende anekdote met "Spinoza, die geen reden tot bidden had of
kon hebben…". Ja, zo is de overtuiging van ons seculiere
Spinozisten. De anekdote is de volgende – Meinsma diepte die op uit
een brief die de Remonstrantse theoloog Philippus van Limburch
("overigens geen onsympathieke figuur" schrijft Meinsma
erbij) zond aan zijn Zwitserse collega Le Crerc en waarin hij
schreef:
"Ik herinner mij, dat ik voor een jaar of zes ergens
ter tafel genoodigd werd, waar, tegen mijne verwachting, ook Spinoza
aanzat. Onder het bidden lei hij toen zijn ongodsdienstigheid door
allerlei gebaren aan den dag, waarmee hij ons, die tot God baden,
onze dwaasheid scheen te willen verwijten." [vert. uit het
Latijn van K.O. Meinsma in zijn Spinoza en zijn kring. Over
Hollandsche vrijgeesten [1896,
herdruk 1980, p. 399].