Tijdens het leven van Spinoza was
IJsbrand Van Diemerbroeck (1609-1674) werkzaam, eerst als
stadsgeneesheer in Nijmegen, waar hij in 1635 en 1636 een grote
pestepidemie meemaakte waaraan 6.000 (van de 16.000 inwoners)
stierven. Hierover schreef hij Peste libri quator (Vier boeken over de pest), dat hem bekend maakte. Hij werd op 2 juli 1649
aangesteld als buitengewoon hoogleraar anatomie aan de Hoogeschool te
Utrecht voor fl. 400.- waarvoor hij wekelijks twee lessen in de
academie en twee lessen of demonstratien in het gasthuis moest geven.
In 1651 werd hij gewoon hoogleraar. Op 14 juli 1656 (de maand van
Spinoza's ban…) werd zijn jaarwedde op 1000 gulden gebracht. In 1672
kreeg hij een ‘douceur’ van fl. 250 omdat hij de Anatome
corporis humani dat in dat jaar verscheen, aan het stadsbestuur had
opgedragen.
Die titel refereert aan Andreas
Vesalius' De humani corporis fabrica libri septem (Zeven
boeken over de bouw van het menselijk lichaam) uit 1543.
Volgens de Encyclopaedia
Brittannica was Van Diemerbroeck de laatste anatoom die een
plaats voor de ziel in zijn anatomieboek inruimde! [Dit noteer ik
hier n.a.v. het blog
van gisteren "Worstelen met 'mens' (L.)"]