Het moet er een keer van
komen. Waar komt de verbinding van de gezegdes “Ga zo door mijn zoon en gij
zult spinazie eten” met “Ga zo voort mijn zoon en gij zult Spinoza heten”
vandaan? Wanneer en door wie als eerste, is die connectie aangelegd?
De bekendste verbinding legging
is die van Jan Knol met de titel van zijn eerste Spinoza-boekje, dat dit jaar z’n 9e
druk gaat beleven: En je zult spinazie eten (2006). Welke uitleg geeft de
auteur? Hij schrijft:
“Hoe is deze uitdrukking [die
over ‘spinazie eten’ uit de titel] eigenlijk in de wereld gekomen? Spinoza zat
in Amsterdam op een Latijnse school waarvan Franciscus van den Enden rector en
leraar Latijn was. Een dertienjarige leerling eerde de leraar met een gedicht
gericht aan de vader van een achtjarige medeleerling, die het Latijn even goed
beheerste als zijn moedertaal:
Vaer voort soo Soontje,
leer en weet,
Suygh Geest uit van den Endens ader,
Opdat ons blijcke, dat uw vader
Achil bij Chiron heeft besteet.
Toen later de roem van deze
rector door de roem van zijn leerling Spinoza verre overtroffen werd, werd dit
gedichtje op de laatstgenoemde toegepast: ‘Ga zo voort mijn zoon (Vaert voort
soo Soontje) en ge zult Spinoza heten.’ Nog weer later verandert dit in bovengenoemde
spinazieversie waaraan tevens de titel van dit boekje is ontleend.”
Waar hij deze uitleg heeft
gevonden vermeldt het boekje niet. De geciteerde regels komen uit Pieter Rixtel, Mengel-rymen, Haarlem, 1669 [cf. bij books.google]. Ik neem aan dat Jan Knol de rest zelf heeft
verzonnen. En zo komen nieuwe mythes in de wereld.