In de Vaticaanse bibliotheek is een tot nu toe onbekend handschrift van de Ethica van Baruch Spinoza gevonden. De Nederlandse filosoof Leen Spruit, verbonden aan de universiteit La Sapienza in Rome, deed de ontdekking.
Het gaat om een afschrift van Spinoza’s eigen tekst uit 1675. Het is ouder dan de tekst van de Ethica die we tegenwoordig lezen. Die stamt uit 1678 en is, naar nu blijkt, grammaticaal en stilistisch bewerkt door Spinoza’s postume tekstbezorgers voordat het gepubliceerd werd.
[…]
Jonathan Israël stelde onlangs nog voor om het werk te beschouwen als dé grondtekst voor de radicale Verlichting. Die ligt op haar beurt weer ten grondslag aan het westerse seculiere liberalisme, met basiswaarden van vrijheid, tolerantie en scheiding van kerk en staat.
De totstandkoming van het nu gevonden handschrift werpt nieuw licht op de commotie die destijds werd veroorzaakt door de ideeën van Spinoza. Het blijkt in september 1677, enkele maanden na zijn dood, te zijn ingeleverd bij de Romeinse Inquisitie door een ex-vriend, Niels Stensen. Die moet erin geslaagd zijn het los te peuteren van een andere vriend van Spinoza, waarschijnlijk Ehrenfried Walther Tschirnhaus.
De (Latijnse) editie van de Ethica die we nu lezen is dus een editie die vrienden en geestverwanten van de filosoof na diens dood hebben verzorgd op basis van het handschrift in zijn nalatenschap. Omdat geen autograaf werd genoemd, bleef altijd onduidelijk in hoeverre er na zijn dood nog wijzigingen zijn aangebracht in het manuscript.
Een editie van de nu ontdekte versie komt over enkele maanden uit.