Opmerkelijk is dat twee van de weinige teksten – voor zover mij bekend – die iets zeggen over Heidegger en Spinoza, dat niet doen aan de hand van het werk van Spinoza zelf maar dat van Deleuze over Spinoza. En beide wijzen op het verschil in filosofische benadering van de dood. Wat Spinoza betreft houdt de wijze (vrije) mens zich met niets minder bezig dan met de dood [EIVP67]. Bij Heidegger, die zich minder met het eeuwige en volstrekt ene bezig houdt, dan met het tijdelijke en eindige, is zo ongeveer het belangrijkste om mee bezig te zijn: de dood – het sein zum Tode.
Ik ga niet proberen om een gedegen zelfgemaakt blog over Heidegger’s Spinoza te maken. Zijn verzameld werk omvat zo ongeveer 100 banden, die ik uiteraard niet gelezen heb. Mijn opzet met dit blog is te wijzen op een artikel van James Luchte, van de universiteit van Wales, dat al enige tijd op internet staat: On Freedom: Heidegger (and Deleuze) on Spinoza. [Hier – de andere tekst waar ik op doelde is de dissertatie van Marion Raddan: Heidegger and the mystery of being, 2009, PDF). Vooral interessant is het stuk van James Luchte. Ik was het al ruim een jaar geleden tegengekomen, maar onlangs attendeerde de Franse Spinozavereniging er nog eens op en ging ik er weer eens heen. Het artikel van zo’n 10-A4-pagina’s geeft een aardige impressie van de belangrijkste verschillen tussen Heidegger en Spinoza. Dat de auteur zich overigens meer met Heidegger dan met Spinoza heeft bezig gehouden, blijkt er bijvoorbeeld uit dat hij alleen Deleuze gebruikt en dat hij het tot tweemaal toe heeft over sub specie aeternitatus (i.p.v. aeternitatis). Het zij hem vergeven. Maar juist daarin steekt hét grote verschil tussen beide filosofen. Heidegger wil zich niet met het absoluut ene, eeuwige en noodzakelijke bezig houden, maar met het tijdelijke, aardse en menselijke. Niet met (rationele) metafysica, maar met het concrete bestaan, met de diepste ervaring van wat het is mens in de wereld te zijn – dus met het tijdelijke en eindige.