Degene die wel het meest heeft bijgedragen tot het beeld van H.P. Bremmer als Spinozist is dr. H.J. Vink. Hildelies Balk schreef in haar dikke pil De Kunstpaus H.P. Bremmer (1871-1956) [Thoth, Bussum, 2006], waarop ze gepromoveerd is [zie vorige blog], in de inleiding over: “de zorgvuldige analyse van de invloed van Spinoza op Bremmers kunstbeschouwing door H. Vink in 1988 […]”. Wie was H. Vink en hoe zorgvuldig was zijn analyse van Bremmers Spinozisme?
Hendrik Jan Vink (1915 – 2009) was, zo blijkt uit Levensbericht door C. Haas, een natuurkundige die zich voor Bremmer en Spinoza was gaan interesseren. Na een vrije-tijd-studie, bestaande onder andere uit tentamens bij professor A.E. van Arkel in Leiden en practica in avonduren, werd hij privé-assistent in Leiden bij dr. Jorissen. In januari 1942 legde hij het doctoraalexamen met hoofdvak anorganische chemie en bijvak theoretische natuurkunde af aan de Vrije Universiteit in Amsterdam (in Leiden was dit niet mogelijk, immers de Rijksuniversiteit Leiden was door de Duitse bezetters gesloten). Vanaf 1942 tot zijn pensionering in 1976 was hij verbonden aan het Natuurkundig Laboratorium, het NatLab, van Philips in Eindhoven. “Vink was een gelovig man, hij was ouderling in de Nederlands Hervormde Gemeente te Waalre en vele jaren lid van de Synodale Commissie Geloof en Wetenschap van de Nederlandse Hervormde Kerk. […] Vink maakte deel uit van de zogenaamde ‘Utrechtse Kring’, een gespreksgroep van een aantal vooraanstaande theologen en enkele natuurwetenschappers van het Nat Lab. Deze groep trachtte nieuwe wegen te vinden voor een gesprek van de kerk met de wetenschap. Men constateerde dat de wetenschap een steeds sterker stempel drukte op de ontwikkelingen in de maatschappij. […] Vink had grote belangstelling voor kunst en heeft verschillende publicaties op dit gebied op zijn naam staan. Hij schreef een studie getiteld Plotiniaanse en Spinozistische elementen in de esthetische opvattingen van de kunstpedagoog Bremmer, waarin hij inging op de vraag hoe Bremmer reageerde op revolutionaire veranderingen in de beeldende kunst, zoals achtereenvolgens het neo-impressionisme, het symbolisme, het kubisme en de abstracte kunst (Mededelingen vanwege het Spinozahuis [nr 54], 1988).” [PDF]