"Omdat wij ons een volmaakte wereld kunnen voorstellen, moet het er zijn. Als het er niet is, dan is het niet volmaakt. Dus. En iemand moet het hele heelal in gang hebben gezet. Dus. De hele schepping is doelgericht en fraai, er is een achterliggende gedachte, er moet een schepper zijn. Dus. In ons bewustzijn is de gedachte aan God als vanzelfsprekend aanwezig. Dus. Alle volkeren stellen zich voor dat God bestaat, er is geen volk te vinden dat er niet een of andere God op na houdt. Behalve mogelijkerwijs de communisten. Dus. Bovendien is God bijzonder van nut. Dus. Daar komt bij het godsbewijs van Spinoza, die weliswaar erg duister is maar desondanks zonder meer houdbaar moet zijn omdat Spinoza erin geloofde….”
Dit is wat de oude man op een dictafoon inspreekt over zijn leven – het zijn de overwegingen van de hoofdpersoon die het verder zonder naam doet in Torgny Lindgren's luchtig en speelse De Bijbel van Doré [De Geus, 2010].
Daarin vertelt de Zweedse verteller het verhaal van een jongeman, zoon van een geleerde houtvester, die wegens een dyslectische stoornis nooit lezen en schrijven onder de knie kon (of wilde?) krijgen. De jongen doet echter allerlei kennis op over het aardse en 'bovenaardse' leven via de fantasierijke en dramatische etsen in de bijbel van Doré. Daarbij neemt hij de verhalen van zijn grootvader, leraar Zweedse letterkunde, gulzig in zich op. Hij is intelligent en beschikt over een fenomenaal geheugen voor afbeeldingen en verhalen. Dit alles komt hem goed van pas als hij in een opvoedingsinrichting belandt waar zijn vader hem in arren moede heen zend: een 'tehuis van onnozelen'. Daar herschept hij zelf het verhaal van Doré en begint hij te filosoferen over God en mens; over eerlijkheid, ouderlijke liefde en alles waar een filosoof in de dop over te denken komt. "Lezen," had zijn vader gezegd, "is begrijpen." De lezer wordt echter uitgedaagd mee te maken wat er met je denken gebeurt als er geen "letters tussen mij en de wereld instaan." De jongen verzint zijn eigen waarheid, en schept zo een wereld waarin hij volmaakt gelukkig kan zijn. Waar Hayy Ibn Yaqzan van Ibn Tufayl tot kennis komt op basis van ontdekkingen in de echte wereld, komt deze jongen uit De Bijbel van Doré tot kennis en geluk in de fantasiewereld die hij vanuit afbeeldingen en verhalen schept. Een alternatieve Ethica als het ware.
[Openingstekst overgenomen van Evelien de Nooijer op Over Boeken, enzo]