Naar aanleiding van de 100ste
geboortedag van Etty Hillesum die vandaag wordt herdacht, kan ik
uiteraard niet heen om de herdenkingsartikelen die in Trouw en elders
worden gepubliceerd.
Ik heb indertijd, ik weet niet
meer wanneer het werd uitgegeven, de fraai uitgegeven band met het
volledige werk van haar in bezit gehad (zojuist kwam ik tegen dat dit
in 1986 verscheen; hier de cover van de 6e editie die in 2012 uitkwam). Het boek had een paarsige uitstraling en het
betrof een best dikke pil. Ik herinner mij aan de ene kant interesse
en bewondering voor haar gehad te hebben, maar dat ik uiteindelijk
grote moeite kreeg met haar in mijn ogen nogal geëxalteerde en
zweverige schrijven. Ik kon geen contact krijgen met haar diep
religieuze gevoel en haar nogal grote hang naar mystiek. Bijvoorbeeld zinnen als:
“En nu voel ik, hoeveel het is geweest, dat je me te dragen hebt gegeven. Zoveel moois en zoveel degelijks. En het moeilijke is, zodra ik me bereid toonde het te dragen, altijd weer veranderd in iets moois. En het mooie en grote was soms nog zwaarder te dragen dan het lijden, omdat het zo overweldigend was. Dat één klein mensenhart zoveel kan beleven mijn God, zoveel kan lijden en zoveel kan liefhebben, ik ben je er zo dankbaar voor mijn God, dat je míjn hart speciaal hebt uitgekozen, in deze tijd, om alles te mogen ondergaan, wat het ondergaan heeft” [Het verstoorde leven, p. 150]
Ik kwam er tenslotte niet meer doorheen en heb het boek weggedaan – lang geleden – ver voor de tijd waarin ik mij met Spinoza ben gaan bezighouden.
Naar aanleiding van haar
verjaardag vroeg ik mij af of zij mogelijk iets met Spinoza gehad zou
hebben. Vooral een zin van Heldring die in Trouw werd geciteerd, deed die vraag bij me opkomen. Heldring zou haar "de heilige van het Museumplein" hebben genoemd, "omdat zij in staat was zonder haat te zijn." Dat lijkt alsof zij vanuit een besef als Spinoza in Ethica 4/45 formuleert, had geleefd – en misschien was dat het wel waar ik moeite mee had?