De Amerikaanse dichteres en activiste Emma Lazarus werd in New York City geboren in een welgestelde Portugees-sefardische familie, die al van voor de Amerikaanse Revolutie in Amerika woonde. Ze genoot het voorrecht van privé onderwijs. Hoewel ze thuis af en toe wel eens een joodse feestdag vierden, werd ze niet echt godsdienstig opgevoed. Later verwees ze naar de “godsdienstige versteende vormen”.
Ze begon al vroeg, als teenager, poëzie te schrijven. Haar eerste gedicht publiceerde ze op zeventienjarige leeftijd, waarmee ze meteen haar entree maakte in de New Yorkse literaire elite. Ze vertaalde Middeleeuwse sefardische gedichten en Heinrich Heine, over wiens bekering tot het christendom ze een fel essay schreef. Als Joodse intellectueel had ze iets met Disraeli, Spinoza en Heinrich Heine – een seculaire jood, een ketter en een geloofsverzaker (Caleb Crain).
Zowel in dichtvorm als in proza nam ze het op tegen de vervolging van de joden in Rusland in de 1880-iger jaren. Ze bezocht de vluchtelingen voor de progroms op Ward’s Island, streed voor goed sanitair, voor educatie en werkmogelijkheden. En in haar wekelijkse column in de America Hebrew beschreef zij haar visie op een seculiere joodse staat in Palestina, jaren voor het Zionisme ontstond!
Emma Lazarus geloofde hartstochtelijk in haar terechte plaats binnen de joodse en Amerikaanse naties; hartstochtelijker wilde ze zelfs meetellen onder de burgers van de Amerikaanse literaire wereld. Ondanks haar overtuiging en haar wensen bleef Lazarus een vreemde binnen beide naties die ze zo gepassioneerd verdedigde. Als vrouw kon ze in Victoriaans Amerika niet stemmen. Als joodse was ze onderhevig aan antisemitisme. Als joodse vrouw had ze niet de privileges die mannen volgens de orthodoxe joodse wet hadden. Desondanks schreef Lazarus poëzie, essays en fictie waarin ze krachtig haar overtuiging articuleerde dat ze hoe dan ook een Amerikaanse joodse burger wilde en mocht zijn. (Diane Lichtenstein)