Vandaag stootte ik op een passage die niet kon kloppen. Ik attendeer ieder die deze fraaie uitgave aangeschaft heeft, daarover op blz. 65 een aantekening te maken. Het lijkt een kleinigheid, maar niets is onbelangrijk. Toen ik het Scholium bij stelling 10 las, voelde ik (wellicht uit herinnering aan eerdere lezingen in andere vertalingen, maar ik denk vooral vanuit het betoog dat Spinoza hier opzet en dat ineens betekenisloos dreigt te worden) dat er iets niet klopte. Het gaat om de geel gemarkeerde passage in een betoog waarin Spinoza aangeeft hoe velen (in navolging van Descartes) aan de verkeerde kant (die van de dingen) beginnen, i.p.v. de juiste volgorde van filosoferen aan te houden (vanuit God):
Vertaling Vermeulen: “Zo kwam het dat zij, terwijl ze over de natuurlijke dingen nadachten, helemaal geen aandacht besteedden aan de goddelijke natuur. En toen ze hun geest daarna richten op de beschouwing van de goddelijke natuur, konden ze helemaal geen aandacht besteden aan hun eerste verzinsels, waarop ze de kennis van de natuurlijke dingen hadden gebouwd – die konden immers niets bijdragen aan de kennis van de goddelijke natuur. Zodoende is het helemaal niet verwonderlijk als zij zichzelf overal hebben tegengesproken.
Dit kan niet kloppen, want zo verschrompelt het betoog (ook al werd getracht met 'immers' daarna iets van het betoogje te redden).
De vertaling van Henri Krop erbij gehaald: