Na drie Esperanto-congressen in 1982, 1983 en 1987 was het me wel duidelijk, wanneer er sprake is van een slechte eigenschap bij »groepen«, roken behoorde toen wel tot die van de esperantisten. Na drie keer mede lijden was er wel een einde aan mijn medelijden.
Daarom was ik direct getroffen door een kleine advertentie in een van de esperanto-magazines. Een technisch medewerker van een tsjechische kolenmijn zocht medewerkers om tot een vereniging te komen iets te doen aan het »mee-roken«. Hij had zich een plan uitgedacht, maar vond zichzelf niet in staat alles zelf uit te werken.
Ik heb me bij hem gemeld. Al na twee brieven bleek het duidelijk, wat ons doel moest zijn.
Een verbod van het roken was niet realistisch. Mensen hebben naast een verantwoording voor anderen op de eerste plaats voor zichzelf. En daar moet men niet tussenbeide willen komen.
Het te beschrijven doel zal moeten zijn
het beëindigen, of minstens minimaliseren, van de gevolgen van het roken voor niet-rokers in die »ontmoetingen«, waar men niet aan rokers kan ontkomen.
Het bleek, dat bij de organisator van de jaarlijkse congressen al het idee het overwegen waard bleek. En met de ondersteuning van de kantoorstaf van het wereld-hoofdkantoor in Rotterdam konden uitgewerkte plannen, de concept-Statuten en een Huishoudelijk Reglement in een buitengewone vergadering tijdens het eerstvolgend congres in Praag (1996) worden gepresenteerd.
Al voor de wisseling van naam was het gelukt een info-blad uit te geven, die aan betalende leden werd toegestuurd. Het kreeg de naam Puraj Pulmoj, zuivere longen, omdat de invloed – naar de toen bekend zijnde medische gevolgen van het mee-roken – (bijna) alleen was gefixeerd op schade aan de longen.
Door de verslechtering van mijn gezondheidstoestand heb ik de zorg voor Puraj Pulmoj moeten overgeven. Eerst nam de echtgenote van de secretaris die taak op zich, maar door haar voortijdige dood, heeft zich sindsdien haar man zich van die taak gekweten.
Omdat wij ons bewust zijn dat de tabaksteelt een economisch fenomeen is vooral in ontwikkelingslanden hebben we zo ook eens enkele ideeën gepubliceerd over alternatieve landbouwproducten. Een daarvan is het maanzaad, dat in het duits Rasp genoemd wordt. Dat levert een milieu-vriendelijke brandstof.
Een paar voorbeelden van medewerkers. Een van de eerste was een medisch studente uit Montevideo, die op die gebied al veldwerk had verricht op uitnodiging van een amerikaanse universiteit. Door haar werk is zij nu al enkele keren in Nederland geweest. Een ander voorbeeld is een franse professor, die een standaardwerk over »roken« heeft geschreven en een vertaling ervan in het Esperanto voorstond. Onder auspiciën van TAdEN wordt hieraan gewerkt.
Maar het hoofddoel was en is en blijft de rokers te overtuigen hun »hobby« daar uit te oefenen, waar ze geen gevaar op kunnen leveren voor die mensen, die, of vanwege een reeds bestaande ziekte – inmiddels meer dan alleen longaandoeningen en die van de luchtwegen, of hen, die uit principe tegen mee-roken zijn, tegen deze hobbyisten te »beschermen«.