Ik had er Tabak van !

0
411
Het kan vreemd gaan in het leven.Soms is voor een ervaring, een gewoonte een groeiproces nodig, dat jaren kan duren.
Het tegendeel komt ook voor. Een spontane opwelling en je zit er voor de rest van je leven aan vast.
Wat en wie beslist voor het een of voor het ander is hierbij de filosofische kern.
Een variant hierop is, dat beide elkaar kunnen beïnvloeden, zonder dat daar invloed op uitgeoefend is.
Een andere ervaring is, dat de mens bij gebrek aan iets (of iemand!) er het meest behoefte aan heeft.

En zo is dit alles de basis voor het volgende verhaal.

Tijdens de 2e wereldoorlog was er behoefte aan alles, maar vooral aan tropische producten. Bevoorrading was niet meer mogelijk. Erg voor de etenswaren, die in Nederland, als koloniale macht, gewoon waren. Niet alleen als handelswaar, maar ook voor eigen consumptie. Dat gold ook voor tabak.

In de loop van die jaren ontwikkelde zich wel een surrogaat-industrie, ook hiervoor. Maar toen ik direct na de oorlog aan een sigaret toe was, kon er van tabak nog geen sprake zijn. Ik wilde wel met mijn vader en vriendjes meedoen.

Mijn vader had het volgende erop gevonden. Men moet zien aan worteltjes te komen. De peentjes worden afgesneden en het loof…, dat hang je gewoon te drogen. Heeft het de kleur van tabak aangenomen, dat ga je aan het hakken als was het spinazie. Een stukje van het onbedrukte gedeelte van de krant er omheen en klaar is Kees.
Aan de tabaksnood kwam een einde. Je ging experimenteren – dat kon toen nog !- met egyptische en franse tabak. Alles
op z’n tijd. Je deed allemaal mee op de golven van de vooroorlogse reclame.
Het is geen man, die niet roken kan!
In de jaren 60 sloeg de wetenschap toe. Tabak is gevaarlijk. En werd, hoe meer er onderzocht werd, steeds gevaarlijker. Maar wat deerde ons dat ?
Je zag alleen, dat moeder het steeds moeilijker kreeg, als haar mannengemeenschap zat te roken. En dan had ze nog geluk, want buiten mijn vader en ik waren er geen huisgenoten, die rookten.

Als de meeste mensen beschikte ik over een royaal aantal ooms en tantes. De mannen waren mannen en deden met mijn vader en mij mee. De tantes niet! Die waren van huis uit wat verstandiger. Want vrouwen waren zeker in die jaren – en eerder-niet gewoon en gewend aan de tabaksconsumptie.

Een van die lieve tantes was niet gehuwd. Om de simpele reden, dat de man van haar dromen al gehuwd was. Toen kon men nog zo consequent leven, om dan gewoon vrijgezel te blijven. Haar trouw aan haar liefde werd beloond, toen eind van die zestiger jaren deze man weduwnaar werd. Er was niets meer, dat een huwelijk in de weg stond.
Ome Jan, zoals wij hem dan toch maar voor het gemak noemde, had echter een eigenschap, waar hij als gepensioneerd banketbakker met volle teugen van genoot. Al met het hoofd op z’n kussen greep hij op het nachtkastje naar pakje sigaretten en aansteker. En dat duurde de ganse dag tot hij ‘s avonds uit zijn sloffen schoot, zijn peukje doofde op het asbakje op het nachtkastje en op zijn kussen zijn hoofd neerlegde. Dit ging al jaren goed.
Alleen mijn tante bleek er minder tegen te kunnen dan gedacht. Na vijf jaar werd longkanker vastgesteld. In gevorderd stadium.
Het einde van een dergelijke liefde heeft mij de ogen geopend.
Wanneer je met het uitvoeren van je persoonlijke behoefte andere mensen kunt doden – ook al hoeft dat geen wet van Meden en Persen te zijn – wat doe ik dan mijn gezin aan? Vrouw, die niet rookt en vier jonge dochters. Een ervan is al onder doktersbehandeling. Vanwege haar »hoofd«.

Het is op een donderdagavond vroeg. Ik zit in mijn leunstoel, tafeltje naast me met erop mijn asbak, twee pijpen een pakje sigaretten en doosje lucifers. Ik wacht op het begin van de film, die de VPRO gaat uitzenden. Medea. Het is augustus 1976.Wanneer mijn vrouw met de koffie en het kaakje binnenkomt, zeg ik tegen haar

>>En dit was mijn laatste sigaret !<< en ik druk hem uit voor de koffie mijn tafeltje bereikt.De reactie van mijn vrouw >>Ik zal je rookspullen daar nog een paar weken laten liggen, dan hoeft er, wanneer je spijt krijgt, niet veel over gezegd te worden.<<
Ik heb de film uitgezeten. En ook die twee weken, die inmiddels al dertig jaar geworden zijn.
Op een uitzondering na, in een dronken bui op reis in Polen (1984), heeft de tabaksindustrie en de ontwikkelingshulp hierbij, geen cent en € meer aan mij verdient.
Ik heb voor me zelf het idee, dat dit de enig goede manier is om te stoppen. Weten waarom je het doet.


En dan niet alleen voor jezelf, maar nog meer voor de mensen, waar je mee te maken hebt. En daardoor (mede)verantwoordelijk voor bent.


De ervaringen van de maanden erna waren een reële steun in de rug. De zieke dochter bleek een goedaardige hersentumor te hebben, die begin december op haar 15e verjaardag werd verwijderd. Dat die goedaardig was bleek pas na de operatie.

Maar die steun voor mij was tevens een testproef. Ik ben geestelijk door een hel gegaan, maar wist dat ik bij de tabak geen steun meer zou vinden. Maar die beslissing in augustus heeft heel mijn leven op z’n kop gezet. Vooral sociaal. Dan blijkt, dat er veel meer aan vast zit, wil je standvastig blijven.