Dichtbij en toch zo onbereikbaar ver ….

0
452

Ludwig van B. heeft er destijds een hele liederencyclus aan gewijd. Maar ontelbaar velen zullen deze ervaring wel met hem delen. Er is iemand, die je heel na staat, maar verder alleen maar bestaat als een imaginair standbeeld. Dat je alleen in het duister kunt benaderen om het te kussen en te strelen. En overdag als onderwerp van ontelbare foto’s kan dienen.

Na meer dan vijftig jaar is er aan dit beeld een einde gekomen. Mijn droomvrouw is niet meer. Nadat ze naar een andere gemeente verhuisd was, bleef ik geïnformeerd, omdat ze heel toevallig tegenover een neef van me kwam wonen. Dat heeft zijn nooit geweten, maar zo kon ik de grote lijn meebeleven, die ze na ons afscheid elders had voortgezet. Als bij te veel mensen heeft kanker een einde aan haar leven gemaakt. Nadat kort ervoor haar man al was heengegaan. Diens hart was niet sterk genoeg om op z’n derde bypass te wachten.
En zo komt er een eind aan een tijdperk, dat ook toch zo persoonlijk kon zijn.

Maar het blijft onvergetelijk, al die momenten, dat het werkelijk en dat het imaginair moest zijn. Begonnen toen ik met vrouw en twee jongens naar een nieuwe wijk in een andere stad moest verhuizen vanwege mijn werk. Een nieuwe wijk, dus ook veel – zeg maar uitsluitend – jonge gezinnen. Toen nog lang niet allemaal met een dubbel inkomen, maar alles was toen nog zeer >enkel<. Als er al een auto was, dan was het er toch maar één per gezin. De man was er voor het kost-werk, de vrouw zorgde voor de kinderen en de familie. Drie of vier keer per week wassen, die dan aan rekken aan het balkon moest drogen. Een mooie gelegenheid om zo de vrouwelijk buurtgangers te leren kennen, wanneer je een week late dienst had.
En dat was ook het moment, waarop alles begon. Natuurlijk wist je na een zomerperiode waar de meest aantrekkelijke buurvrouwen woonden, omdat ze toen zoveel uitgetrokken hadden. Je wist zo, met die tweede zomer wat je waar kon verwachten.
Na een late dienst, toen iedereen al naar bed was bleef ik in het donker op ons plaatsje in een ouderwets houten ligstoel nog een pilsje drinken voor ik naar bed ging. En omdat ik toen nog rokend zondaar was, had ik mijn pijp nog gestopt. Rondom zag je langzamerhand alle lichten in de huizen doven. Ik wist in een tegenover liggend flat een appartement, waar de jonge moeder ook niet onopgemerkt gebleven was. Omdat het licht in huis daar altijd het laatst werd gedoofd in de kamer, die tot het balkon toegang gaf, wist ik dat daar de slaapkamer moest zijn. Die was nu nog vaag verlicht, kennelijk door de twee gebruikelijke lampjes op de nachtkastjes. De deur naar het balkon stond nog half open. Opeens stond er een gestalte voor, kennelijk om die deur te sluiten. Maar die schoot uit haar hand, zodat ze verder naar buiten moest stappen. Alsof ik een verschijning kreeg ! Een prachtige jonge vrouw. De bekende godin, die uit haar schelp stapt. De armen wijdt, een hand aan de deurpost de ander op de knop van de deur, nu om echt te sluiten. Het meest viel op in het zwakke licht haar donkere buik. Als een oerwoudfoto met in het midden een tot stilstand gekomen witte waterval. Er boven twee kleine volle manen. Ik kon me indenken, waarom ze weer snel terug naar binnen moest, er werd op haar gewacht.
De tweede ontmoeting was meer direct. Ik had mijn fiets uit de schuur gehaald en zou net opstappen, toen ik boven mijn hoofd haar hoorde. Ze riep nog iets naar een van haar zonen vanaf het balkon. Hij antwoordde met een soort strijdkreet, waarop ze meende hem te moeten nazwaaien. Dat gebeurde met enig overdreven geweld. Het gevolg was, dat haar bril van haar neus viel. Omlaag tot in de struiken. Ik was binnen geen tijd van mijn fiets, had de bril gepakt en was vier verdiepingen omhoog gestormd. Ze was kennelijk onderweg om hem zelf te gaan halen, want toen ik aanbelde werd de deur direct geopend. Daar stond ze met haar regenjas in haar handen. Je kunt als vrouwelijke schoonheid niet de straat op in jouw – in die tijd zo populaire – babydoll. Mijn eerste gedachte was, dat ik dat woordje doll nu wel moest begrijpen. De rose-witte blokjes-stof met het witte kantrandje verhulde niets, was meer een onderstreping van wat de inhoud te bieden had. Ik moest echt mijn ogen even dichtdoen. Ik zag nu, wat ik toen ‘s nachts niet gezien had. De twee volle maantjes waren bovenop getooid met twee gitzwarte extra heuveltjes, die alles nog rechter deden uitkomen.
> Wat leuk, dat u dit voor me wilde doen !
> Niets te danken, maar nu moet ik opschieten, anders mis ik mijn trein.
De derde ontmoeting was bij Albert Heijn, die juist een filiaal in onze buurt geopend had.
Zij liep daar met haar man en twee zonen, ik met mijn vrouw en drie kinderen. Haar man was een opvallend type. Mager, kort met een kort, al grijs baardje, niet direct wat je bij zo’n vrouw zou bedenken. Het werd voorstellen en een kort praatje. Als begin van een wat hechtere relatie. Koffie drinken op zondagmorgen, ‘s avond een kaartavondje eens in de twee, drie weken. Al naar gelang mijn diensten dit toestonden. Ze kwamen allebei uit een heel andere streek van het land en hadden dus weinig aanloop.
Zo kwam het ook tot gezamenlijke uitstapjes, dierentuinen, pretparken, samen met de kinderen. En een paar keer naar het strand.
Een van die stranddagen zal ik ook nooit vergeten. Het viel zo in die tijd, dat men zich nog vrij primitief gedroeg, maar de kleding bij de dames toch al aardig aan het afnemen was. Wij lagen met z’n vieren op twee zogenaamde paardendekens, terwijl de kinderen in het natte zand bezig waren om kastelen te bouwen. Carla had een bikini aan, die veel leek op de mij bekende babydoll, dus minstens net zo dol. Frits niet, die lag gewoon in z’n hemd met zijn pantalon en had een lang gesprek met Ineke, mijn vrouw. Tot het hem te warm werd en hij zijn hemd uit trok. Toen een van de kinderen kwam zeuren en weer wegholde, schopte die zoveel zand op, dat de golf de borst van Frits trof. Ineke reageerde direct en ongecompliceerd. Zij begon met een hand het zand uit zijn zeer dicht blondbehaarde borst te vegen. Ik merkte daar weinig van, want ik was gaan zwemmen, iets dat ik graag deed in zee. Carla was met mij meegegaan, maar had het na vijf minuten al voor gezien gehouden.
Het enige dat ze me aandeed was het aanblik van een prachtig vrouwenlichaam. De natte bikini van de dunne stof bood maar weinig beschutting voor nieuwsgierige blikken. Maar omdat de sfeer al lang zo ontspannen was, had ze daar kennelijk helemaal geen moeite meer mee. Ze was teruggelopen en ik vond het beter nog maar even in het koudere zeewater te blijven.
Toen ik terug gezwommen was en na een laatste duik mijn hoofd boven water stak, zag ik dat ik dat vlak naast een van de strekdammen was. Aan de andere zijde was er niemand. Of toch wel ? Daar stond Frits ! Hij had kennelijk nu ook zijn pantalon op de paardendeken achter gelaten. Hij stond tot aan zijn kuiten in het water. Zijn onderbroek was tussen zijn knieën gekneld. Ik dacht eerst > Nou ja, plassen op z’n tijd moet iedereen weleens<, maar toen ik hoorde wat zijn keel allemaal aan geluiden produceerde, begreep ik, dat het volle strand achter hem een onontkoombare indruk op hem gemaakt had. Hij had er zijn handen vol aan. En later thuis dacht ik, na het verhaal van Ineke, dat haar hulp er ook nog wat aan bijgedragen moet hebben.
Maar na een jaar of zeven werd Frits overgeplaatst. Het contact werd steeds minder, ze verhuisden, dus in de richting van mijn neef. Een paar jaar daarna kregen we alleen nog de obligate kerstkaart en het telefoontjes op de vier verjaardagen.
De plaats van de twee jongens werd ingenonen door drie kleinkinderen. Waarvan er – weer later – twee zeer vaak kwamen. Omdat een van de zonen, de vader dus, bij het zwemmen om het leven gekomen was. Neef zei, dat het best zelfmoord geweest zou kunnen zijn. Zo wisten we ook van de drie keer dat de ambulance voor de deur had gestaan. Kennelijk dus voor Frits. En nu was dan ook Carla haar man gevolgd.
Ooit had ik nog eens het idee gehad – en dat was dus al een oude-mannen-hoop – dat wanneer Ineke en Frits er niet meer zouden zijn, Carla met mij een nu zo algemene bejaardenrelatie had willen beginnen.
En de realiteit was, dat Carla alleen nog was, zoals ze altijd geweest was.
Een beeld van een mooie vrouw, dat de jaren ongeschonden door gekomen was. Dat ‘s nachts op mijn kussen en strelen wachtte. En die ik dan overdag in mijn dromen mocht fotograferen.