De eeuwigheid van de menselijke geest

0
712

Soms proberen Henk Keizer en ik in een e-mail-discussie elkaar iets uit Spinoza uit te leggen. Vaak is dat heel plezierig, zo'n interpretatie-discussie – je kan er veel van opsteken. Dit is ook het voordeel van het hebben van een Spinoza-Kring zoals we die ook in Limburg kennen; daarin hebben we soms ook flink felle debatten waarin we elkaar Spinoza uitleggen of elkaars uitleg bestrijden.
Terwijl ik aan de zomercursus in Barchem deelnam, had Henk zo'n uitwiseling met Mark Behets
, waar ik achteraf inzage in kreeg. Hun bespreking betrof vooral Ethica 5/22: “In God bestaat noodzakelijk een idee die het wezen van dit of dat menselijk lichaam onder een aspect van eeuwigheid uitdrukt.” En daarbij ging het om het lezen van 2/8s waarnaar in het bewijs van 5/22 verwezen werd.

Ik vond het te ingewikkeld worden om mij daar alsnog in te mengen, maar had het idee dat Wolfgang Bartuschat in zijn boek Baruch de Spinoza [Becksche Reihe, C.H. Beck, 1996, 2., aktualisierte Auflage 2006] een duidelijk beeld geeft van wat Spinoza bedoeld heeft met het concept van de eeuwigheid van de menselijke geest. En ik heb de indruk dat Henk en Mark daarin enig antwoord op hun discussiepunten kunnen vinden.

Daar ik vermoed dat het niet alleen voor hen maar voor meederen nuttig kan zijn geef ik van het eerste deel van de betreffende paragraaf een vertaling en van de rest een korte samenvattende parafrase. Het is zo'n goed boekje! Wat zou het toch nuttig zijn als er alsnog een keer een Nederlandse vertaling van op de markt kwam. Het zou meteen wellicht wel de beste inleiding blijken te zijn.

                                                                         Stan Verdult