Ik was niet echt verliefd op haar. Tenminste dat denk ik.
Het waren de mooie sproetjes in haar gezicht. En haar bijzonder innemende glimlach deed me ook altijd heel erg goed.
Altijd wist ik haar aandacht te trekken. Dan ging ik klagen bij haar. Dat ik depressief was en dat ik eenzaam was. Ze sprak dan zalvende woorden tegen me. Tenminste dat denk ik. Want wat ze zoal zei, dat interesseerde me eigenlijk niet. Als ik maar haar aandacht had.
Ik maakte me zelf wijs dat zij ook een oogje op mij had.
's Avonds fantaseerde ik ook over haar. En dan kon ik me tegelijkertijd vreselijk eenzaam voelen. Want zij behoorde immers bij het personeel.
Wellicht was ik in haar ogen maar gewoon een cliënt, één van de velen.
Anno 2010 werkt ze nog steeds op een afdeling. Dat zag ik nl deze week toen ik er voor mijn werk was.
Haar sproetjes waren er nog. Haar glimlach was nog even innemend. En ik zag warempel dat enkele mannelijke cliënten haar aandacht probeerden te trekken, toen ze door de gang schreed.
Veel was ze niet veranderd.
Eigenlijk was ze nog mooier dan in mijn opnamejaren.
Weer voelde ik de die behoefte om haar aandacht te vangen. Nu was dat nog moeilijker. Want als collega wilde ik natuurlijk professioneel blijven.
Ik observeerde haar enkele minuten en zag tot mijn grote verbazing dat ze het cliëntenblad doorbladerde.
Zou ze mijn column lezen?
_______________________________________________________